“Laten we van taal genieten in plaats van erop te vitten”

Column
Koen Jaspaert

In de dagelijkse communicatie passen we ons taalgebruik voortdurend aan. Dat vinden we blijkbaar normaal. “Maar zodra we ons bewust over taal uitspreken, gaan we blijkbaar uit van een uniforme taal, die wij allemaal zouden moeten beheersen”, merkt Koen Jaspaert op. "Waarom genieten we niet gewoon van de vele vormen van taal die we op onze weg ontmoeten?"

In Vlaanderen is de taalstrijd nooit ver weg. Soms smeult hij ondergronds, zoals een heidebrand. En soms slaat hij allesverslindend uit. Tijdens zo'n moment van uitslaande brand vallen er overal slachtoffers: de allochtoon die geen Nederlands wil leren, de onwillige Franstalige die een lesje moet worden geleerd, de luie jongere die niet de moeite wil doen om de standaardtaal behoorlijk onder de knie te krijgen, de zelfgenoegzame Vlaming die liever Verkavelingsvlaams dan een behoorlijke taal spreekt. En de taalkundige natuurlijk. Die heeft het altijd gedaan, want die predikt laksheid waar rechtvaardige fermheid op zijn plaats is, en tolerantie die de minder fortuinlijken in hun eigen koeterwaals opsluit.

Telkens er weer over een brandhaard gerapporteerd wordt (elke week is er wel een groot of klein brandverhaal in de media te vinden) moet ik denken aan een verhaal dat ik lang geleden van mijn moeder hoorde. Iedereen in het dorp maakte zich vrolijk over de plaatselijke barones die aan wie het maar horen wilde verkondigde dat "ze het niet kon tolereren dat ze Frans met Vlaams melangeren". De barones bracht niet in de praktijk wat ze preekte, en het feit dat de arme drommels in het dorp dat merkten, zorgde voor hilariteit.

In wezen is er niet zo veel veranderd in de Vlaamse taaldiscussies. Het gaat niet meer over Vlaams en Frans, maar nog steeds kunnen mensen zich vreselijk opwinden over de taal die in Vlaanderen wordt gebruikt. En nog steeds brengen ze niet noodzakelijk zelf in praktijk wat ze preken, maar ze verwachten dat wel van anderen. Ze tolereren niet dat er gemelangeerd wordt, maar melangeren zelf nog steeds op een wijze die ze niet tolereren. Als ze daarop gewezen worden, wuiven ze de opmerking als irrelevant weg, of bekennen ze ootmoedig schuld.

Als taalkundige vind ik dat niet zozeer erg, of schandalig, maar vooral intrigerend. We staan blijkbaar met een dubbel concept van taal in het leven. Ons spontane taalgebruik laten we sturen door sociale overwegingen. Taal past zich als het ware als een kameleon aan aan de verscheidenheid van de relaties die we aangaan. Als we bewust reflecteren over taal, en ons erover uitspreken, gaan we blijkbaar uit van een uniforme taal, die ergens in ideële vorm vastgelegd is en die wij, arme stervelingen, in ons gebruik zo goed en zo kwaad mogelijk recht moeten proberen doen. Voor de beschouwer van de maagdelijke taal is elke gebruiker een potentiële verkrachter.

Die spanning tussen de twee concepten van taal is van alle tijden en alle taalgemeenschappen. Wie door Engeland reist, komt tientallen verschijningsvormen van het Engels tegen. En weinig Fransen spreken in hun dagelijkse leven zoals de Académie française het graag zou zien. Niemand die daar zwaar aan tilt. In Vlaanderen echter heeft men er zich al jaren in gespecialiseerd om van dat dubbele concept een drama te maken. Bij elke nieuwe taalstrijdopflakkering voelt iemand zich wel geroepen om de (culturele) armoede van Vlaanderen uit te schreeuwen en een appel te doen op hogere machten om de taalsituatie eens en voor altijd te regelen en het duizendjarige rijk van de ideële standaardtaal te doen ingaan. Jammer voor hen dat spontaan taalgebruik een absolute overlever is, waar menig hogere macht zijn tanden op stukbijt. De slimste onder die machten (zoals de Nederlandse Taalunie) kiezen er daarom voor om de taalgebruiker centraal te stellen, hem/haar te helpen om te doen en te laten met taal wat zij willen doen en laten, en om verder te genieten van de duizend vormen van taal die telkens weer uit onze ontmoetingen voortkomen.

Prof. Koen Jaspaert is hoofddocent aan de faculteit Letteren van de K.U.Leuven. Van 1998 tot 2004 was hij algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie.

Reacties

Nederlands in Vlaanderen? No way!

Professor Jaspaert met al zijn pluimen heeft totaal geen idee van hoe het er in Vlaanderen aan toe gaat. Niet moeilijk: dat soort mensen (veronderstel ik) komt met een taxi naar de universiteit, doceert een beetje en keert dan weer met een taxi terug naar het station, zonder ook maar met iemand onderweg te hebben gesproken, behalve hun slaafse assistenten. Ik herhaal: ik veronderstel dit. Ik ken dit heerschap van haar noch pluimen.

Een professor in de Nederlandse Taalkunde zou toch beter moeten weten. Dit land - Vlaanderen - barst van de taalfouten. Misschien dat hij dat amusant vindt. Ik niet. Er is geen tekst die ik lees, geen woord dat ik hoor op de radio of de televisie in dit land of ik merk een taalfout op. Die professor vindt het waarschijnleuk leuk om de koffiejuffrouw een kop een "zjat" te horen noemen. How pleberers. Nice. Dat soort mensen zeggen dat nu eenmaal. Hoe leuk! Ha, ha, ha! Is dat niet leuk. En ik ben Professor in de Nederlandse Taalkunde!

Vlamingen noemen een "kop" geen "zjat". Dat is dialect. Vlamingen noemen een kop een "tas". Waarom? Omdat het Franse woord voor "kop" "tasse" is! Vlamingen praten geen dialect meer zoals in de jaren 50. Ze proberen "ABN" te praten. Als een kop een "tas" is, wat is dan een tas? Een "zak". Huh? Ja, wel, in het Frans is het "un sac". Vlamingen praten Frans in het Nederlands vertaald. Wist u dat niet, Professor?

Ik heb niets tegen taalvarianten. Ik hou niet van West-Vlamingen, maar dat is persoonlijk. Ik heb de pest aan Brabanders, en in het bijzonder Antwerpenaars. DE VRT stikt ervan. Een vriend van mij die beter praatte dan ik werd onverbiddelijk weer naar huis gestuurd omdat hij een "Gents" accent had. Bastards! Aan de universiteit moest ik Harmen Siezen, Greetje van Oostveldt en Fred Emmer napraten om mijn eigen Gents accent te veranderen. Een van die klootzakken dreigde ermee dat als ik mijn huig-r niet onder controle kreeg ik het tweede jaar niet zou kunnen halen. Guess what? Dat stuk tuig, een Oostendenaar die toevallig z'n r kon laten rollen is uiteindelijk hoogleraar in de Nederlandse Taalkunde geworden. En Thys, een schoft die ik nooit meer heb hoeven te ontmoeten toen ik afgestudeerd was. Een West-Vlaming met een "BRT"-uitspraak. Dat is wat ze in dit land willen. Als je het nieuws wilt lezen, moet je vrouw zijn, plus aantrekkelijk, plus blond en in een boers Brabants accent praten. (De drie trutten die het nieuws in het VRT-journaal lezen zijn inter-instelbaar: ze lijken alledrie op elkaar. Het enige verschil dat ik merk is dat die ene boerin, Goedele Wachters, iets meer van een boerin heeft dan de andere twee. Voor de VRT is dat niet erg, zolang die trutten maar Brabants praten.

Maar daar niet van. Onze Professor heeft het over taalvarianten. Nice. In Engeland. Double nice. Hij zal het - al is ie een hoogleraar Nederlandse Taalkunde - wel niet hebben over België. De BBC verdoet in elk opzicht aann zijn verwachtingen. Op de BBC krijg je Engelsen, Schotten, Ieren (uit Noord-Ierland, weliswaar), uit York, uit Wales, van overal. Ik erger me aan de Ierse intonatie van James MacDonald, een Ier (ondanks zijn naam), maar so be it. Een Limburger het VRT-nieuws horen geven? Ja, in een van die VTM-programma's waarin ze koeien en varkens piepstemmetjes geven alsof die beesten praten. Ha, ha, ha - hoe grappig, nietwaar?

Als je het hebt over taal, moet je jet hebben over een taalgebied. Het Nederlands voldoet daaraan, maar uitsluitend op Nederlands grondgebied. Zet één voet in België en er is geen taal meer. Die prof kan lullen over de negers in Angola en de Engelsen in Groot-Brittannië, maar zelfs Einstein zou niks aan de situatie in België kunnen doen.

So be it.

En de taalkundige natuurlijk.

En de taalkundige natuurlijk. Nee, dus, niet natuurlijk. Het gaat hier om de vijand nummer een van de taal: de sociolinguist. Diens tolerantie, die geen verdraagzaamheid is, helpt de taal om zeep. Door de taal te herleiden tot de zogenaamde gebruikers, zet de sociolinguist de deur open naar de ondergang.
Wat u hier de taalstrijd noemt, heeft daar niets mee te maken.

Laten wij van taal genieten ....

Toch wel speciaal aan de toestand in 'Vlaanderen' is dat het dialect heel vaak de enige taalvariant is waarin mensen zich kunnen uitdrukken. Op TV hebben geïnterviewde West-Vlamingen, Antwerpenaars en Limburgers onderschriften nodig om door alle kijkers begrepen te worden.
Heel frustrerende situatie voor anderstaligen die Nederlands leren. Zeker nu wanneer veel Walen een inspanning doen om Nederlands te leren. Ik spreek hier uit ervaring.
Ook wordt de taalkloof met Nederland elke dag dieper. Ook daar op TV onderschriften onder series van over de grens.
In Franstalige streken bestaan wel dialecten maar wie Frans kent kan in heel Frankrijk in een café of winkel een gesprek voeren. Omgekeerd kan een Franstalige die Nederlands geleerd heeft dit niet.
Voor wereldvreemde taalkundigen kan taal iets zijn om 'van te genieten'. In de werkelijkheid is taal in de eerste plaats een middel om te communiceren en liefst niet alleen in een beperkt eigen kringetje.

Laten we van taal genieten...

... zei de man die probleemloos, als een topkameleon, alle 'nuttige' taalregisters beheerst (zoals collega's van hem die het belang van een verzorgde uitspraak sterk relativeren, maar dat dan wel doen in voorbeeldig mooi Standaardnederlands of die spelling niet zo belangrijk vinden, maar dat orthografisch volgens het [Groene] boekje neerschrijven).

Overigens volledig akkoord met de teneur van de column.

PS ... moeten proberen te doen