"Soms rijd ik een scheve weerschaats"

Reportage
Jan T’Sas

Al 25 jaar voorspelt Frank Deboosere het weer op de VRT. Zijn liefde voor weerspreuken en feedback via twitter houden zijn weerpraatje jong en fris. “Ik kijk en luister naar wat bij de mensen leeft, maar met sommige woordspelingen schaats ik wel eens uit de bocht, ja.”

“Mensen zijn gevoelig voor de taal van de weerman : het moet duidelijk en begrijpelijk zijn, maar het mag ook leuk zijn. Zo stop ik graag uitdrukkingen en weerspreuken in mijn weerpraatje. Hier spreekt een beetje de leraar in mezelf, ik heb nu eenmaal veel bewondering en respect voor onderwijs. Die weerspreuken zijn onze geschiedenis, net zoals de kathedralen dat zijn. De Juliaanse kalender zorgde ervoor dat kalenderdatums en seizoenen steeds meer uit elkaar begonnen te lopen, tot paus Gregorius dat in 1582 corrigeerde tot de kalender die we vandaag de dag hanteren. Welnu, dat uit de pas lopen van feestdagen, verwijzingen naar de langste en kortste dag enz., wordt duidelijk als je gaat kijken naar de plaats van weerheiligen op de kalender. Sint Lucia (patroonheilige van het licht) valt op de kalender rond 13 december, bij zonnewende, maar dat klopt niet meer: zonnewende, de kortste dag van het jaar, valt nu op 21 december.  Weerheiligen en weerspreuken die uit de pas lopen, zijn dus ouder dan 1582. Door te kijken naar het verschil in aantal dagen, krijg je een idee van de ouderdom van de weerspreuk.

Frank Deboosere: “Mensen zijn gevoelig voor de taal
van de weerman”

Noorderwind

“Sommige weerspreuken bevatten wel degelijk waarheden. Neem nu: ‘Het weer mag zijn zoals het wil, ontkleed u niet voor half april’. Dat slaat duidelijk op een tweeseizoensritme. Je kunt grosso modo stellen dat je van 15 oktober tot 15 april eerder koud weer hebt en je best niet te licht kleedt. De kans op echt mooi en warmer weer is veel groter tussen 15 april en 15 oktober. Dat zijn scharnierdatums. Het leuke is dat mensen, als ze dan zoiets horen, naar extra informatie op zoek gaan. Die krijg ik dan via twitter door. Maar met spreuken mag ik ook niet te ver gaan. Zo zingt Will Tura over de Noorderwind (hoewel het noordenwind moet zijn). Mocht ik dat liedje beginnen zingen tijdens mijn weerpraatje, dan zou ik echt wel over de schreef gaan.”

Zonder autocue

“Kijken en luisteren wat leeft bij mensen maakt me creatiever. Ik heb al heel veel uitdrukkingen verzameld en bijgehouden. Dat maakt dat ik dingen kan zeggen als ‘depressies die rondjes draaien’ of ‘de Russische beer wordt losgelaten’. Metaforen zijn leuk. Je hoort ze veel minder in het Nederlandse weerbericht. Dat is formeler, droger. Elk woord moet juist zijn. ‘Nu en dan regen’ betekent daar iets anders dan ‘geregeld regen’. Bij ons is de manier waarop de boodschap overkomt, belangrijker. Toen ik begon, lazen we onze teksten meer af, via de autocue. Nu komt mijn weerpraatje veel meer vanuit de buik. Mijn motto is: het weerpraatje moet jong en fris blijven. En ook coole/koele woorden mogen daarin een plek krijgen. Daarom gebruik ik nu al jaren geen autocue meer. Ik weet waarmee ik mijn weerpraatje ga beginnen en eindigen, en de beelden geven me structuur, maar al de rest is flow. Wist je dat blinde mensen het horen als ik al of niet autocue gebruikt? Ze melden het me wel eens: ‘Dat was spreektaal, geen geschreven taal.’”

Tsunami

“Ondanks het feit dat ik me graag wat creatiever uitdruk, vind ik dat mijn taalgebruik correct moet zijn. Brouwers’ ‘Het juiste woord’ ligt op mijn nachtkastje. Het is het eerst naslagwerk dat me duidelijk maakte dat er nog wat anders is dan een woordenboek. Ik lees er geregeld in en pik dingen op: correcties maar ook ideeën. Bij de omroep was Eugene De Berode jarenlang taalraadsman. Dan kon je na je uitzending blauwe briefjes in je bakje vinden, met taalcorrecties. Op de duur zwaaiden we er onder collega’s mee naar elkaar, we waren er haast fier op. Sinds Ruud Hendrickx hem heeft opgevolgd, krijgen we geen blauwe briefjes meer, maar er is wel meer overleg. We mailen elkaar over taalkwesties. Ik apprecieer het ook als een fout wordt rechtgezet. Zo zei ik op een keer: “neerslaghoeveelheid in de grootte van 10 milliliter.” Dat moet zijn ‘neerslaghoeveelheid in de orde van grootte van10 milliliter’. Maar eerlijk gezegd, dat is zo’n draak dat ik het liever simpeler verwoord. Sindsdien zeg ik iets heel anders. Maar soms werkt de communicatie ook omgekeerd. Bij de tsunami van 2004 Belde Ruud me: ‘Gaan we ‘tsunami’ gebruiken of ‘vloedgolf’? Het werd tsnunami. En dan merk je dat andere media dat oppikken. Het leukste voorbeeld daarvan vind ik ‘het ochtendgrijs’. Dat woord heb ikzelf in 1997 gelanceerd om te spreken over lage bewolking die blijft hangen tot de zon doorbreekt. En ineens begon iedereen dat woord te gebruiken! 25 jaar geleden zou je dat op het KMI nooit gehoord hebben. Ten slotte moet ik toegeven dat spreektaal er bij mij sowieso wel in kruipt. Ik zeg ook al eens ‘ge’ en ‘gij’.”

Wablieftprijs

“Vroeger werden er op tv meer hoogdravende woorden gebruikt. Moeilijk is dat niet. Ik zou het zonder verpinken kunnen hebben over de ‘droogdiabaat van min 10 graden), maar dat heb ik altijd bewust vermeden. De kloof tussen wetenschap en vlotte taal brengt me soms dan ook wel in een moeilijke positie. Mijn taalnorm zijn immers de 12-15-jarigen. Moeilijke dingen makkelijk uitleggen, dat is een kunst. De goede leraren en professoren die ik me herinner, waren daar heel goed in. Zij hebben mij geïnspireerd. De vele positieve reacties van kijkers liegen er niet om. Toen ik in 1997 de Wablieftprijs kreeg voor helder taalgebruik, was ik erg fier. Maar positieve feedback hoeft niet zo groots te zijn. We willen allemaal wel eens een schouderklop. Onlangs kreeg ik een mail van een tuinder uit Haspengouw die me bedankte omdat ik de nachtvorst tijdig had aangekondigd. Kijk, daar doe je het voor.”

Over de kut

“Grove taalfouten heb ik nooit gemaakt, tenzij misschien een keer ‘dit noemt’ in plaats van ‘dit heet’. In het satirische programma ‘Alles kan beter’ hebben ze eens een fragment uit mijn weerpraatje gehaald waarin ik ‘Bewolking over de kut’ in zei plaats van ‘over de kust’. Maar dat waren deugnieterijen, hoor, ze hadden de ‘s’ er gewoon uitgemonteerd. Waarmee ik niet wil zeggen, dat ik niet af en toe met woorden durf te spelen.  Zo heb ik een keer de uitdrukking ’t Is lente, t’s Is lente, Ik voel het aan mijn instrumenten’ verzonnen. Je moet enkel weten voor welk publiek je dat doet. Op radio 1 zou ik het niet zeggen, maar op Radio 2, MNM en StuBru kan het wel. In die zin switch ik vaak van register. Dat zorgt zo al voor veel variatie en die wil je na 25 jaar wel. Opnieuw: dit zul je tijdens Nederlandse weerpraatjes niet horen. We hebben goede contacten met Nederland, met het KNMI in De Bilt. Zij kijken soms op naar het mooie Vlaams tegenover hun meer formele manier van presenteren. Tja, wij rijden al eens een scheve weerschaats…”

Chinees

“Invloeden van het Engels merk ik niet. Toch ben ik een beetje een taalpessimist: talen als Engels en Chinees rukken op. Het is de macht van het getal. Daardoor zullen we vroeg of laat fijne ‘jeu de mots’ verliezen, net zoals we nu al heel wat leuke elementen uit het Middelnederlands niet meer kennen.”

 (kijkt omhoog, naar de glazen koepel in het VRT-gebouw) “En nu ben ik blij dat het regent, want dat had ik gisteren voorspeld J.”

www.frankdeboosere.be

Op 26 oktober verschijnt Taalpeil. In de weken daaraan voorafgaand publiceert Taalschrift enkele interviews over Nederlands in de media.