De dramadrang van een columnist

Reportage
Jan T’Sas
copyright Volkskrant

Al elf jaar schrijft Jean Pierre Geelen (48) voor de Volkskrant. Eerst als mediaredacteur, sinds 2009 als tv-recensent. Dagelijks kijkt hij met de typische ironie van zijn krant naar wat er op de buis verschijnt. En sinds een jaar focust hij als columnist ook op taal. “Focust?” knipoogt hij met enige dramadrang, “Dat woord is nou net een van mijn grote ergernissen.”

“Je kunt heel scherp oordelen als je over televisieprogramma’s schrijft, maar volgens mij bereik je daar niet zoveel mee. Met humor doe je dat wel. Ik hou enorm van ironie. Met mijn stukjes wil ik een  breed publiek aanspreken, de lezer een glimlach ontlokken. Dat doe ik door qua toon het DNA van mijn krant te volgen: knipoogtaal, zou je kunnen zeggen. Eén trucje wil ik je verklappen: aan het eind zoek ik altijd een uitsmijter die mijn eerste zinnen heropvist, een leuke punchline die het geheel afrondt. Die schiet me vaak pas heel laat te binnen, soms pal op de deadline.”

Toast met taalfoutjes

“De kwaliteit van mijn teksten kan soms beter, dat weet ik. Vooral namen spel ik wel eens verkeerd. Wat wil je, schrijven voor een krant is schrijven onder hoge tijdsdruk. Om halfelf ’s avonds moet mijn stukje klaar zijn. Ik zit dan soms nog naar een programma te kijken, maar deadline is deadline. Dan sluipen er onvermijdelijk slordigheden in. De eindredacteur ziet bovendien ook niet alles, die heeft nog minder tijd om alles na te kijken. Als de krant dan ’s ochtends in mijn brievenbus valt, en ik zie dat er een spelfout is blijven staan, dan kan ik daar echt van balen. Zo schreef ik in een stukje over de achtergrondmuziek bij een documentaire dat ‘de muziek aanzwelde’ in plaats van ‘aanzwol’.  Ergerlijk, hoor, ik was gewoon vergeten te twijfelen aan de correcte spelling van dat werkwoord. En denk niet dat mijn dag goed als ik de fout niet zie. Dat is namelijk buiten mijn vrouw gerekend. Zij doet taalcorrectiewerk voor een uitgeverij, haar ontgaat niets. Weer een ontbijt met een taalfout, denk ik dan. Maar goed, vergeleken met mijn beginjaren als recensent, en zeker sinds ik taalcolumnist ben, ben ik me er meer van bewust dat mijn teksten goed moeten zijn. Ik voel me scherper in de gaten gehouden. Tegelijk houdt dat me alert, laat de reacties dus maar komen.”

Het Eethuysch

“Het komt wel vaker in me op: ‘Wat een onzin kramen mensen toch uit op televisie’. Maar op een keer was ik zelf praatgast op de buis. Ik praatte over een ‘omkentering’, terwijl ik ‘omwenteling’ bedoelde. Tjonge, de dosis taalpuristen die ik toen over me heen kreeg… Soms denk ik dat taalminnaars een beetje droevig door het leven gaan. Hun reacties zijn soms heel zuur. En hoe meer het over details gaat, hoe zuurder. Dat gaat dan over het gebruik van ‘hen’ of ‘hun’, een verkeerd geplaatste komma of te veel Engelse termen. Nu ben ik geen anglofiel, maar het is toch geen misdaad een keer een Engels woord te gebruiken. Gelukkig krijg ik ook positieve reacties, zowel over de taal die ik spreek als over wat ik te vertellen heb. De fijnste reacties krijg ik als ik aan een boom heb geschud. Zo kent Nederland al een tijdje de opvallende gewoonte om nieuwbouwwijken royaal te voorzien van Middeleeuws klinkende namen. Het restaurant om de hoek met de gloednieuwe oranje plastic stoelen heet er gegarandeerd ‘Het Eethuysch’. Daarover leefde blijkbaar al een hele poos een latente ergernis, want toen ik erover schreef, regende het instemmende reacties.

DNA

“We kijken op onze redactie te weinig naar de kwaliteit van de taal die we schrijven. Ik durf zelfs beweren dat we onze lezers vrij slecht kennen en er ze dus ook niet optimaal aanspreken. Ik ben met de Volkskrant grootgebracht en voel me er zowel taalkundig als qua toon mee verbonden. De licht ironische toon die ikzelf hanteer, zonder pedant te zijn, maakt naar mijn gevoel deel uit van het DNA van de krant. En dan moet ik vaststellen dat jonge medewerkers dat DNA niet mee hebben. Onze lezers worden op verschillende manieren aangesproken, er ontbreekt een duidelijk profiel. Stiekem denk ik soms dat lezers om die reden afhaken, zelfs zonder dat ze daarbij bewust aan de taal van de krant denken.”

Neurotisch

“Wat ik leuk vind aan taal is een lach opwekken en goeie formuleringen vinden. Ik deins er ook niet voor terug iets van mezelf in mijn stukjes te mixen. Op een avond had ik geen tv gekeken, omdat mijn dochter afstudeerde en ik naar de diploma-uitreiking was. Diezelfde avond heb ik dààrover geschreven, met een uitstap naar jongerentelevisie. Creatief blijven is wel een uitdaging. Zo heb ik me er al een keer op betrapt dat ik mezelf plagieerde. ‘O, wat een leuke vondst’ dacht ik tevreden, maar later ontdekte ik dat ik ze al eerder op papier had gezet. Tja. Een andere moeilijkheid is snel schrijven. Daar word ik haast neurotisch van.”

Weeralarm

“Ik vind het bijzonder prettig om een mooi woord te gebruiken, dat ik ergens gelezen of gehoord heb. En af en toe verzin er zelf eentje. Een jaar geleden bijvoorbeeld heb ik me bepaald vrolijk gemaakt over een bericht op het Journaal over het weer: er zou een fikse storm komen, we moesten allemaal thuis blijven, het KNMI sloeg  weeralarm. Overal in het land stonden camerajournalisten te wachten op windstoten en overstromingen te wachten die uiteindelijk helemaal niet plaatsvonden. Dramadrang, noemde ik dat, en sindsdien solliciteer ik ermee bij Van Dale. Nu nog aangenomen worden.”

Jean-Pierre Geelen is tv-recensent en columnist bij de Volkskrant

Op 26 oktober verschijnt Taalpeil. In de weken daaraan voorafgaand publiceert Taalschrift enkele interviews over Nederlands in de media.