Poëzie razend populair, maar bijna niemand koopt het

Reportage
Ben Salemans

Op 28 januari vindt de elfde Nationale Gedichtendag plaats. Dan bruisen Vlaanderen en Nederland van de poëzie. Ook door het jaar heen trekken poëziefestivals tienduizenden enthousiaste toeschouwers. Maar is poëzie dan ‘big business’? Nee. Uit verkoopcijfers van boekwinkels, exclusief in dit Taalschriftnummer, blijkt dat poëzie steeds minder over de toonbank gaat. Wat nu?

Hoe populair is poëzie? Hoeveel dichtbundels gaan er jaarlijks over de toonbank? Wie zijn de meest gevraagde dichters? In dit artikel krijgt u uitgebreid antwoord op deze vragen. Hier volgen alvast de belangrijkste cijfers, feiten en bevindingen, exclusief voor lezers van Taalschrift:
1. Poëzie verkoopt steeds minder. De laatste jaren daalt de poëzieomzet van boekwinkels in Vlaanderen (en waarschijnlijk ook Nederland). In 2008 bedroeg de omzetvermindering in vergelijking met het jaar 2007 15 procent. In 2009 zette die trend voort: de omzet was ruim 6 procent minder dan in 2008. Bovendien vormt de verkoop van poëzie slechts een heel klein deel van de omzet van boekwinkels: tussen een half en één procent.
2. Kinderpoëzie scoort, Annie M.G. Schmidt blijft op kop. In Nederland is Annie M.G. Schmidt veruit de populairste dichter. Ook andere dichters van kinderpoëzie zijn geliefd, onder wie Hans Hagen, Marianne Busser Nannie Kuiper en Ted van Lieshout. Maar Schmidt steekt met kop en schouders boven alle dichters uit.
3. De populairste dichters in Nederland en Vlaanderen. Dichters voor volwassenen zijn minder geliefd dan de genoemde ‘kinderpoëten’, maar zowel Nederlanders als Vlamingen hebben hun favoriete ‘volwassen dichters’. In Nederland zijn dat o.a. Hugo Claus, Rutger Kopland, Gerrit Komrij, Gerrit Kouwenaar, Tjitske Jansen, Judith Herzberg, Anne Vegter, J.C. Bloem, Ida Gerhardt, Vasalis. In Vlaanderen strijden o.a. Herman de Conink, Bart Moeyaert, Jotie T’Hooft, Gerrit Komrij, Gerard Reve, Hugo Claus én de in Nederland vrijwel onbekende Yasmine om die eretitel.
4. Bibliotheken lenen vooral kindergedichten uit, en middeleeuwse en klassieke poëzie. Wie de uitleencijfers van de grootste openbare bibliotheek van Nederland, de OBA in Amsterdam, bestudeert, ziet dat vooral jeugdpoëzie wordt uitgeleend (van o.a. Annie M.G. Schmidt, Hans Hagen, Marianne Busser, Ted van Lieshout), middeleeuwse poëzie (o.a. ‘Beatrijs’, ‘Van den vos Reynaerde’, ‘Karel ende Elegast’) en poëzie uit de klassieke oudheid (o.a. ‘Odysseus’ van Imme Dros en de ‘Odysseia’ van Homeros). Misschien mogen we daaruit afleiden dat poëzie in Nederland vooral iets is voor kinderen en voor middelbare scholieren die verplicht poëzie moeten lezen? De grootste groep poëzieliefhebbers is jong, vaak jonger dan... tien! De meest uitgeleende dichters in de bibliotheek van Gent zijn Herman De Coninck en Jotie T’Hooft, maar ook Toon Tellegen, Toon Hermans en Pablo Neruda zitten in de top tien. De Gentse bibliotheek leende in 2007 meer dan 1,1 miljoen boeken uit, waarvan iets minder dan één procent dichtbundels.
5. Op internet zoeken we vooral informatie over poëzie. Bij de jonge generatie van twintigers en dertigers is er een grote en groeiende belangstelling voor poëzie op internet. Complete bundels worden zelden via internet gelezen; informatie over poëzie scoort wel goed. De meeste mensen lezen poëzie het liefst in mooi uitgegeven boekjes.
6. Verkoopcijfers: niet alleen de gevestigde waarden verkopen goed. De meest verkochte Vlaamse dichters zijn Herman De Coninck, Koen Stassijns en Bart Moeyaert. Zij komen zowel in 2007, 2008 en 2009 voor in de top tien van de verkoopcijfers. Ook Hugo Claus is weer populair. In Nederland (2008) scoren Gerrit Komrij, Rutger Kopland en Gerrit Kouwenaar hoog aan de kassa, maar ook bijvoorbeeld een jonge dichteres als Tjitske Jansen.

 


 

Willy Tibergien: “Soms
lijken heel Nederland en
Vlaanderen met poëzie bezig.”

Moeten we ons zorgen maken over de toekomst van poëzie? Taalschrift vraagt het aan Willy Tibergien, directeur van het Poëziecentrum in Gent.

Waarom is poëzie belangrijk?

Willy Tibergien: “De veelzijdige kunstenaar Jean Cocteau heeft eens gezegd: ‘Poëzie is belangrijk, ik weet alleen niet waarom’. Persoonlijk, onwetenschappelijk dus, denk ik dat we - ook al klinkt het als een enorm cliché - in een enorm jachtige tijd leven. Die onrust wordt nog eens versterkt door de economische crisis. Alles gaat zo snel. Wie leest, maakt voor zichzelf tijd vrij om zijn geest met andere zaken te laten bezig zijn dan met studie, beslommeringen van het werk, relationele problemen, wereldproblemen en ga zo maar door. Literatuur, zeker poëzie, is een toevluchtsoord voor de geest. Dat zal altijd zo blijven.”

Kila en Babsie dragen voor uit eigen werk.

Waar speelt de poëziecultuur zich momenteel af? Op internet? Op poëziefestivals? Of is poëzie nog vooral een papieren activiteit?

“Ze vullen elkaar aan. Natuurlijk zijn er veel bekende poëziefestivals als Poetry International, De Wintertuin, en, tot voor kort, De Nacht van de Poëzie. In Vlaanderen hebben festivals van Behoud de Begeerte zoals Saint Amour en Koningsblauw veel succes. Al die festivals lopen goed en worden bezocht door vele duizenden mensen. Dat is natuurlijk heel mooi. Maar ik zie wel een discrepantie. Enerzijds is er een gigantisch aanbod aan goed bezochte poëziefestivals, lezingen en performances, noem maar op. Het lijkt er soms op alsof heel Nederland en Vlaanderen met poëzie bezig zijn! Maar anderzijds, als ik goed geïnformeerd ben, vertaalt zich die gegroeide belangstelling absoluut niet in een groeiende omzetcijfers in boekwinkels of groeiende uitleencijfers in bibliotheken. Integendeel!” (Noot van de redactie: aan het Poëziecentrum van Tibergien is een fraaie poëzieboekwinkel verbonden; hij heeft dus zeker kijk op poëzieomzetcijfers. De harde cijfers over poëzie, o.a. gepresenteerd in kadertekst 6, bevestigen zijn inschatting dat de omzetcijfers tegenvallen en zelfs teruglopen.)

Gedichtendag is hét
poëziefeest van Nederland
en Vlaanderen.

“Dan internet. Bij de jonge generatie van twintigers en dertigers is er zeker een grote en groeiende belangstelling voor poëzie op internet. Maar het lijkt erop dat die jongeren internet vooral gebruiken om informatie op te zoeken over poëzie. Het gebeurt niet vaak dat ze complete bundels via internet lezen. Het blijft doorgaans bij het eenmalig lezen van één of misschien twee gedichten op een internetsite. Wie weet, slaat dat over enkele jaren wel om, en gaat men dan wel echt poëzie via internet lezen. Ik sluit dat echt niet uit. Maar zo ver is het naar mijn inschatting nu nog niet. Ik denk daarom dat de poëziecultuur zich op dit moment eigenlijk vooral nog steeds afspeelt op papier. De meeste mensen lezen poëzie het liefst in mooi uitgegeven boekjes.”

Wat is voor u het grootste verschil tussen verhalen en gedichten?

“Je zult mij natuurlijk nooit horen zeggen dat proza, verhalen, niet belangrijk is. Maar wat mij tot op de dag van vandaag gefascineerd heeft aan poëzie, is dat je als lezer anders met poëzie omgaat dan met proza. Een prozaroman lees je doorgaans in een paar dagen uit. Maar als je dat boek eenmaal gelezen hebt, leg je het weg. Ik ken maar weinig mensen die een roman twee of drie keer lezen. Met poëzie, bijvoorbeeld met een poëziebloemlezing, kun je jaren bezig zijn. Daar kun je voortdurend in grasduinen.”

“Een gedicht lees je meestal vaker dan een keer. Je leest een gedicht een of twee keer, legt dan de bundel op het nachtkastje en de volgende dag, of maanden later, kom je weer bij datzelfde gedicht uit en lees je het opnieuw en ontdek je er weer nieuwe dingen in. Wat mij fascineert aan poëzie is dat je in één gedicht soms zo veel tegelijk kunt vinden als in een hele roman. Ik ken tientallen mensen die wel vijfhonderd keer de gedichten van Hugo Claus hebben gelezen! Dat zie ik trouwens nog niet online, op internet, gebeuren. Ook ben ik ervan overtuigd dat echte literaire uitgevers in Nederland en Vlaanderen het belang van poëzie blijven inzien en door blijven gaan met het uitgeven van poëzie, ook al zijn de oplages klein en de poëzieomzetcijfers relatief laag.”

Vindt u poëzie in het onderwijs belangrijk?

“Zeker. Het is ook goed dat poëzie officieel in leerplannen staat. Maar de behandeling van poëzie in het onderwijs is toch sterk afhankelijk van de leerkrachten. Ikzelf had gelukkig docenten die prachtig over poëzie konden vertellen. Ik weet nog dat een leraar het vaak had over verschillen en overeen-komsten tussen de 16e-eeuwse Portugese dichter Camões en Slauerhoff. Geweldig vond ik dat.”

“Als leerkrachten geen affiniteit hebben met poëzie, en als poëzie in hun opleiding niet of nauwelijks een rol speelde, dan besteden ze in hun lessen nauwelijks aandacht aan poëzie. Gelukkig zijn er toch nog wel leerkrachten die op een bijzondere manier met poëzie omgaan, ook buiten het leskader om. Die komen dan bijvoorbeeld de klas binnen en dragen dan vol gloed een gedicht voor, voordat ze met de echte les beginnen. Kijk, dat komt vaak wel over bij leerlingen. Dat is toch iets anders dan bijvoorbeeld in een keer vanuit het niets klassikaal een gedicht kapot te gaan analyseren?”

Kapot analyseren van gedichten? Wat bedoelt u daarmee?

“Ik vind niet dat je echt alles van een gedicht hoeft te begrijpen. Als ik voor een werk van Andy Warhol of Luc Tuymans begrijp ik ook niet altijd precies waarover dat precies gaat. De fascinatie, de verbazing voor het mysterie achter het kunstwerk, achter het gedicht, is voor mij zeker zo belangrijk als de analyse ervan. Wat doet de leerkracht daarmee, wat doet de leerling ermee, wat doen ze er samen mee?”

“In het middelbaar onderwijs zien veel leerkrachten poëzie helaas als een verplicht nummertje. In de eerste drie of vier leerjaren doen ze helemaal niets aan poëzie, en dan, in het vierde of vijfde leerjaar, moeten ze in een keer aan de poëzie en dan vooral aan de analyse ervan. ‘Dit jaar behandelen we poëzieanalyse.’ Als je zo met poëzie in het onderwijs omgaat, werkt dat niet bij de leerlingen. Wanneer een leerkracht plots in het vierde leerjaar bijvoorbeeld begint met de analyse van lastige gedichten van dichters als Lucebert, dan worden daar maar weinig leerlingen door geraakt. Dan kunnen ze zelfs een hekel aan poëzie krijgen. Nee, begin toch gewoon met het lezen en genieten van toegankelijke gedichten van bijvoorbeeld Tjitske Jansen of van Boudewijn Büch met zijn gedichten over Mick Jagger! Of met Jotie T’Hooft. Dat sluit als begin veel beter aan bij de leerlingen. Laat ze geleidelijk en in alle leerjaren de poëzie inglijden! Dan is de kans veel groter dat er bij de leerlingen een poëzievonk overslaat.”

“Ik wil zeker niet zeggen dat leerlingen poëziebegrippen als metrum, ritme, rijm, alexandrijnen - termen die wat mij betreft nog altijd het best worden uitgelegd in Literaire kunst van Lodewick - niet hoeven te kennen. Maar als ze alleen aan de hand daarvan gedichten moeten bekijken en daar dan ook nog examen over moeten doen, daar heb ik iets tegen. Ik denk dat je beter eerst op een andere manier met gedichten om moet gaan. De verwondering, de verbazing, moet vooral centraal staan. Pas later, in tweede instantie, moet je proberen te gaan kijken hoe gedichten structureel in elkaar zitten. Nogmaals, heel veel hangt af van de leerkracht en diens enthousiasme voor poëzie.”

Een mooie performance op een poëziefestival is natuurlijk een kick voor een dichter, of zijn of haar bundels nu goed verkopen of niet. Of wil een dichter uiteindelijk toch vooral op papier gelezen worden?

“Dat geloof ik wel. Ik zit nu al ongeveer vijfendertig jaar in de poëzie en ik kan je wel vertellen dat ik dichters niet geloof die zeggen dat ze het niet belangrijk vinden of hun bundels goed verkocht worden of niet. Volgens mij wil een dichter nog altijd vooral gelezen worden.”

Wie is uw favoriete dichter?

“Een echte voorkeur heb ik niet. Ik heb me altijd breed opgesteld. Maar als ik dan toch iemand moet noemen: één van mijn persoonlijke favorieten is de zwart-romantische Vlaamse dichter Paul Snoek. In 1955 richtte hij samen met o.a. de dichters Gust Gils en Hugues C. Pernath het experimentele tijdschrift Gard Sivik op. Ook houd ik veel van De Vijftigers: Lucebert (daar was Snoek een grote fan van!), Gerrit Kouwenaar, Hugo Claus, Remco Campert, Hans Andreus, noem ze maar op. De Vijftigers kwamen destijds, in de laatste jaren van mijn middelbare schooltijd, met een echt nieuw geluid, met nieuwe poëzie. Spannend! In de eerste drie jaar van de middelbaar onderwijs ben ik klassiek opgevoed met ouderwetse Vlaamse dichters als Guido Gezelle; aan Nederlandse dichters kwamen wij bijvoorbeeld helemaal niet toe. Maar in de laatste drie jaar dus wel.”

“Van Snoek en Pernath heb ik trouwens nog werk heruitgegeven. Het is jammer dat van veel dichters het werk niet meer beschikbaar is. Men vindt het niet de moeite waard om het opnieuw uit te geven om de simpele reden dat het niet goed verkoopt.”

Dan denk ik: gewoon op internet plaatsen, die gedichten en dichtbundels...

“Zo eenvoudig ligt dat niet. Je mag dat niet zomaar doen, omdat uitgeverijen en anderen vaak rechten hebben op gedichten en dichtbundels. Dan moet je betalen voor publicatie op internet. En daar is vaak geen geld voor. Maar zodra een dichtwerk rechtenvrij is, kan het zo op internet worden geplaatst. Ik heb net gelezen dat men bezig is het complete werk van Van Ostaijen op internet te zetten.”

Paul Van Ostaijen. Die noemde u zo-even niet bij uw favoriete dichters...

“Nee, maar natuurlijk is Van Ostaijen een van de grootste dichters die Vlaanderen (en Nederland) ooit gehad heeft. Je kunt gerust stellen dat Guido Gezelle, Paul Van Ostaijen en Karel van de Woestijne de grote drie dichters van Vlaanderen waren, die de fundamenten legden voor de huidige Vlaamse poëzie. Die drie worden niet voor niets ook wel de drie grote tenoren van de Vlaamse poëzie van de afgelopen honderdvijftig jaar genoemd.”

 

Jotie T’Hooft, op zijn 21e
overleden in 1977, is heel
populair in Vlaanderen,
zeker bij jongeren.

Paul Snoek is uw favoriete (Vlaamse) dichter. Welke Nederlandse dichter vindt u het beste?

“De Vijftiger Gerrit Kouwenaar vind ik een heel goede dichter. Met zijn Geheel witte kamer uit 2002 brak hij definitief door als dichter, terwijl hij toch al in 1941 zijn eerste gedichten publiceerde. Eigenlijk is het vreemd dat het grote publiek pas zo laat, in 2002, ontdekte wat voor een geweldige dichter Kouwenaar is. Men versleet hem daarvoor, ten onrechte, als een hermetische (dus: ontoegankelijke) dichter. Maar zo gaat dat vaker. Vaak zorgt een roman of een dichtbundel voor de doorbraak van een schrijver en pas dan gaat men zijn ander werk waarderen. Dat is een beetje het noodlot van veel schrijvers en dichters. Bernlef is pas na zijn roman Hersenschimmen bij het grote publiek bekend geworden. Pas daarna zag het grote publiek in dat hij ook prachtige poëzie heeft geschreven. A.A. Alberts is een prachtige schrijver, maar zijn werk verkoopt niet. Hoe komt dat? Ik heb daar geen antwoord op.”

Welke drie dichtbundels moet iedere Vlaming en Nederlander beslist gelezen hebben?

De Oostakkerse Gedichten van Hugo Claus en de Geheel witte kamer van Gerrit Kouwenaar. En dan de derde dichtbundel... Kijk, álle poëzie van Eva Gerlach is geweldig. Eva Gerlach en Vasalis zijn de grote vrouwelijke iconen van de Nederlandse poëzie. Het is echt opmerkelijk hoe Vasalis blijft fascineren en nieuwe lezers blijft vinden, meer nog dan Gerlach. Van de jongere dichteressen, meer van deze tijd, vind ik Tjitske Jansen goed en erg toegankelijk. Astrid Lampe en Saskia de Jong spreken mij ook aan, maar die schrijven wat lastiger, wat hermetischer. Ik noem hier maar wat vrouwelijke dichters, omdat die soms vergeten worden. In Vlaanderen vind ik vooral Mirjam Van Hee een goede jonge dichteres, met haar romantische, realistische, vrij nuchtere, ietwat kale en koele poëzie, waar heel veel achter zit.”

“Voor de meeste poëzieliefhebbers in Vlaanderen is Herman de Coninck het absolute summum. Maar hij is niet mijn persoonlijke grote favoriet, al heeft hij natuurlijk veel fraaie gedichten geschreven. Ik moet zeker ook Jotie T’Hooft nog vermelden. Die valt nog steeds bij veel jongeren erg in de smaak, wat ook wel een beetje wordt bepaald door het feit dat hij heel jong gestorven is, in 1977, toen hij pas 21 was. Sommigen zeggen dat hij alleen maar bekend is geworden omdat hij drugs gebruikte. Maar hij had absoluut wel iets in zijn mars. Dat laten gedichten als Eenhoorn, En wat dan, Junkieverdriet en Aan mijn prinses duidelijk zien. Verder zijn in Vlaanderen ook dichters als Leonard Nolens, Hugo Claus, Mark Insingel, Charles Ducal en Luuk Gruwez populair. En dan vergeet ik natuurlijk een paar dichters.”

Bekijk het gehele artikel, inclusief kaderteksten in het archief.