home > reportage > “Je kunt niet correct spellen als je twaalf bent”

reportage

“Je kunt niet correct spellen als je twaalf bent”

Tekst en foto’s: Mieke Zijlmans - 15/10/09

“De jeugd van vandaag kan slechter spellen dan vorige generaties”. Je hoort en leest het overal. Maar is dat ook zo? Spellen de kinderen vandaag de dag slechter dan vroeger? En zo ja: hoe komt dat dan en wat kunnen we er aan doen? Taalschrift vraagt het aan Vlaamse en Nederlandse deskundigen.

Foto langs weg met opschrift ‘U naderd een voorangsweg’ (met een foute d en een r te weinig)

Is leren spellen moeilijk?
Ja”, zegt Daphne Jansen Adriaans, docent Nederlands, remedial teacher, en dyslexie-specialist. “Maar dat heb ik me pas gerealiseerd toen ik ging werken met kinderen die het moeilijk vinden. Het merendeel van de kinderen krijgt de spelling desondanks wel onder de knie. Die leren gewoon dat je ‘ei’ met e-i schrijft, wanneer het gaat om een kippenei. Je komt er pas achter hoe moeilijk spellen is, wanneer je het moet uitleggen. De spelling bestaat uit héél veel regeltjes, met daarop bijna evenveel uitzonderingen. Die regels moet je uit je hoofd leren. En dan blijkt: als je erover gaat nadenken op het moment dat je die moet toepassen, dan weet je opeens niet meer hoe het moet.”

Ja”, zegt ook prof. Janet van Hell, cognitief psycholoog en hoogleraar taalontwikkeling aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Leren spellen is een ingewikkeld proces. In tegenstelling tot wat er vaak wordt beweerd, leer je het niet door enkel te lezen. Lezen is een vrij eenvoudige vaardigheid. Als je het eenmaal kunt, kan er weinig mis gaan. Maar voor spellen is expliciete en gerichte instructie nodig. Daarom is het zo moeilijk.”

Streamertekst: “Jongeren spellen tegenwoordig echt niet
slechter dan vroeger”

Nee”, antwoordt prof. Piet van Sterkenburg. “Maar als ik dat zeg, ben ik elitair.” Piet van Sterkenburg is gepensioneerd directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, de makers van het Groene Boekje. “Spellen moet je wel léren, natuurlijk, je verwerft het niet vanzelf. Ik verwijs graag naar de aanpak in het Belgische onderwijs: eerst drillen, kennis vergaren; en pas daarna mag je meepraten. Het is niet een systeem dat onmogelijk te leren is.”

Janet van Hell: “Leren spellen is een ingewikkeld proces. In tegenstelling tot wat er vaak wordt beweerd, leer je het niet door enkel te lezen.”

Janet van Hell: “Leren spellen is een ingewikkeld proces. In tegenstelling tot wat er vaak wordt beweerd, leer je het niet door enkel te lezen.”

Wat gebeurt er in het hoofd van een mens die leert lezen?
Janet van Hell: “Lezen en schrijven zijn allebei cognitieve processen. Bij lezen moeten de hersenen letters (grafemen) omzetten naar de klanken die ermee overeenstemmen (fonemen). In het Nederlands is de relatie tussen een grafeem en een foneem vrij duidelijk: een korte ‘a’ klinkt in veel verschillende woorden vrijwel hetzelfde: ‘dal’, ‘dak’, ‘plank’: daarin is het grafeem ‘a’ niet heel moeilijk te vertalen. In het Engels levert datzelfde grafeem al vaak meer problemen op: de ‘a’ in ‘bank’, ‘ball’, ‘park’ klinkt drie keer heel verschillend. Die Engelse ‘a’ is dus veel lastiger.”

Dat leren we al bij al vanzelf. Leren we even gemakkelijk spellen?
Janet van Hell: “Nee. Het gemak waarmee er tegen leren spellen wordt aangekeken, staat in schril contrast met wat er in het hoofd gebeurt. Om te kunnen spellen moet je klanken (fonemen) omzetten in letters (grafemen). Dat is het omgekeerde als bij lezen. Maar die omzetting verloopt vaak niet één op één. Je moet weten dat de klank ‘au’ de ene keer wordt gespeld als ‘au’, en de andere keer als ‘ou’. Je moet leren dat een t-klank gespeld kan worden als een t, een d, en om het helemaal lastig te maken, ook nog als dt. Engelse leerkrachten zijn zich van deze problemen sterk bewust. Bij het leren lezen en spellen, zijn ze gedwongen uitleg te geven bij de verschillende uitspraak van een en dezelfde lettergroep in woorden zoals ‘bear’ en ‘dear’. Nederlandse leerkrachten zijn misschien minder geneigd daaraan specifiek aandacht te besteden.”

Tien jaar geleden kwam prof. Dominiek Sandra (Universiteit Antwerpen) tot de verrassende conclusie dat zelfs de beste spellers zonder het te beseffen dt-fouten kunnen schrijven. Waarom is dat zo?
Dominiek Sandra: “Eerst moet je weten dat er twee types woorden zijn: er zijn woorden waarvan je spelling moet onthouden, omdat er geen systeem achter zit. Dat zijn de onthoudwoorden, zoals ‘parallellogram’, ‘onmiddellijk’ of ‘scène’. Daarnaast zijn er woorden die je spelt door een systeem toe te passen, de regelwoorden. Dat zijn bijvoorbeeld ‘kat’, ‘ik word’, ‘zij bereidt’, ‘beker’ ... Spellen doen we op twee mogelijke manieren: ofwel halen we een woord, een letterpatroon uit ons geheugen of we passen een regel toe. Die processen verlopen automatisch, je hoeft er je niet voor in te spannen. Wanneer je moeilijkheden ondervindt bij het spellen van een onthoudwoord als ‘onmiddellijk’ ga je nadenken: hoe zag dat woord er ook weer uit? Heb je moeilijkheden bij het spellen van een regelwoord als ‘niveaus’ dan denk je: hoe zat het ook alweer met die meervoudsregel? De juiste regel toepassen lukt heel goed als je de regel goed kent, meestal als je hem vaak gebruikt. Dat vergt dus zeker oefening.”

Maar oefening blijkt niet genoeg om dt-fouten te vermijden?
Dominiek Sandra: “Dt-fouten zijn haast onvermijdelijk. Dat komt door de manier waarop ons brein werkt. We hebben allemaal een gigantisch woordgeheugen, waarin we voortdurend en onbewust alle woorden opslaan die we onder ogen krijgen, dus ook alle mogelijke werkwoordvormen. Nu komt de ene woordvorm in het Nederlands veel vaker voor dan de andere en precies dat beïnvloedt ons woordgeheugen: vormen die we vaker tegenkomen, zitten beter ingeprent en komen automatisch sneller boven. Omdat ‘herhaald’ vaker voorkomt in onze taal dan ‘herhaalt’, lopen we meer het risico om ‘hij herhaald’ te schrijven dan ‘ik heb het herhaalt’. Bij vormen met eenzelfde uitspraak zijn we dus geneigd om de frequentste vorm op te schrijven, het is haast een reflex.”

Streamertekst: “Leren spelen is een kwestie van permanent drillen”

Maar als je de regel correct toepast, is er toch geen probleem?
Dominiek Sandra: “Je moet er heel goed met je gedachten bij zijn als je spelt. Ons geheugen zal sneller vaak voorkomende werkwoordvormen oproepen dan de spellingregels die we moeten toepassen. Daardoor gaan we twijfelen en fouten maken. In een aantal gevallen hebben spellers daardoor geluk: omdat ze vooral die werkwoordvormen schrijven die het vaakst voorkomen, is de kans groot dat ze juist zijn. Maar er bestaan ook stoorzenders die ons dt-fouten doen schrijven: als er bijvoorbeeld veel woorden staan tussen het onderwerp van de zin en het werkwoord, lopen we een groter risico niet meer goed te weten wat het onderwerp van de zin is als we aan het werkwoord toe zijn. Dat vergroot de kans dat ons woordgeheugen de meest voorkomende werkwoordvorm nog makkelijker opdringt. Vermoeidheid of nonchalance zijn ook mogelijke stoorzenders.”

Is het de schuld van de leerkrachten dat leerlingen niet goed kunnen spellen?
Piet van Sterkenburg: “Kindertjes van zes jaar oud die beginnen met lezen en schrijven, moeten de nieuwe spelling leren. Ze moeten daarin getraind worden. De hoofdregels leren ze in telkens terugkerende lessen. Wat je daarbij nodig hebt, is een gemotiveerde leerkracht, die het de moeite waard vindt om in spellingonderwijs te investeren. Leren spellen is een kwestie van een permanente drill. Op de basisschool moet je van het eerste tot het laatste leerjaar getrapte oefeningen aanbieden, iedere week een paar uurtjes: herhalen, repeteren, oefenen. Het is de enige manier om strikte regels zoals die van de spelling onder de knie te krijgen. Voor grammatica leren, geldt hetzelfde; want ken je de Nederlandse taal goed, dan is het leren van vreemde talen een stuk eenvoudiger. Die vaardigheden moeten ingeslepen zijn voordat je naar de middelbare school gaat.”

Maar daar ziet u de dag van vandaag te weinig van in de scholen?
Piet van Sterkenburg: “Het lijkt erop dat alles wordt gedoogd, er is te weinig ‘moeten’. Als je bovendien ziet wat er aan matige leerkrachten van de pedagogische academies komt, dan hou je je hart vast bij de gedachte dat die mensen onderwijs moeten gaan geven. De eisen die daar aan aspirant-leerkrachten worden gesteld, zijn anders dan voorheen. Dat is niet iets van de jongste jaren, die koerswijzing wortelt in de jaren zestig, bij de democratisering van het onderwijs, bij de invoering van de Mammoetwet. Sindsdien is drillen in het Nederlandse onderwijs geen gangbaar verschijnsel meer. Ik vind dat je kinderen echt moet trainen op hoofdregels: de spelling van de werkwoorden, de spelling van samenstellingen. Daarnaast kun je aandacht besteden aan uitzonderingen, zoals die op het gebruik van de tussen-n in woorden zoals koninginnedag en zonnestelsel.”

Frans Daems: “Grammaticaal inzicht vereist een bepaalde graad van abstractie en daar is de meerderheid van jongeren pas na hun 13e of 14e aan toe.”

Frans Daems: “Grammaticaal inzicht vereist een bepaalde graad van abstractie en daar is de meerderheid van jongeren pas na hun 13e of 14e aan toe.”

Volgens prof. Frans Daems, Universiteit Antwerpen, kun je niet verwachten dat twaalfjarigen de Nederlandse spelling volledig beheersen. Waarom?
Frans Daems: “Het leren spellen van werkwoorden kan nooit voltooid zijn op het einde van de basisschool of van de onderbouw van het secundair/voortgezet onderwijs. Bij de werkwoordspelling kun je bovendien niet zonder regels. De werkwoordspelling vereist namelijk enig grammaticaal inzicht, met name om te bepalen of je d, t of dt moet schrijven. Dat grammaticale inzicht vereist een bepaalde graad van abstractie en daar is de meerderheid van jongeren pas na hun dertiende of veertiende aan toe. Het lijkt me dan ook een vergissing van het onderwijs in Nederland én in Vlaanderen, dat in de bovenbouw van het secundair/voortgezet onderwijs de voortgezette verwerving van spelling nauwelijks opgenomen is in kerndoelen of eindtermen. Spelling wordt in de bovenbouw in Vlaanderen (en ik weet wel zeker ook in Nederland) behandeld als iets dat al verworven is. In mijn ogen mag je daar juist niet van uitgaan.”

Welke problemen hebben leerlingen vooral met spelling?
Daphne Jansen Adriaans: “Wat ik veel zie, is didactische verwaarlozing: leerlingen die best getalenteerd zijn, kunnen niet kunnen spellen, omdat scholen daar te weinig belang aan hechten. Die kinderen kun je vaak binnen een paar maanden leren spellen. Dat is belangrijk, want kinderen die altijd fouten maken, verliezen het plezier in leren schrijven: door negatieve ervaringen zijn ze hun motivatie kwijt. Leerlingen moeten daarom ervaren dat ze ook succes kunnen hebben. Een ander probleem is dat leerproblemen te laat gesignaleerd worden. Leraren leggen leerlingen dan bij herhaling dezelfde stof voor die ze de eerste keer ook al niet onder de knie kon krijgen, terwijl ze eigenlijk extra aandacht nodig hebben, remedial teaching in plaats van re-teaching.”

Hebben jonge kinderen dezelfde problemen als oudere kinderen wanneer ze leren spellen?
Daphne Jansen Adriaans: “Bij jonge kinderen zie je geregeld dat ze de deelvaardigheden niet beheersen die ze nodig hebben om het spellingonderwijs aan te kunnen: ze horen bijvoorbeeld het verschil niet tussen de a in ‘bakker’ en die in ‘haken’. Dat wijst erop dat ze een stap hebben overgeslagen in het verwerven van deelvaardigheden. Ze zijn dan ook niet in staat om de klankgroepregel toe te passen. Neem nu een regel als de ‘letterdief’ voor meervouden zoals jaar/jaren: ‘Lange klanken hebben pech, ik haal een letter weg.’ Het gekke is dat ze een dergelijke spellingregel vaak wel kunnen opdreunen, maar in de praktijk kunnen ze hem niet toepassen. Zo moet je per kind diagnosticeren welke van de basisvaardigheden het zich niet eigen heeft gemaakt, en daar eerst aan werken.”

“Het gekke is dat kinderen vaak wel spellingregels kunnen opdreunen, maar in de praktijk niet kunnen toepassen.”

“Het gekke is dat kinderen vaak wel spellingregels kunnen opdreunen, maar in de praktijk niet kunnen toepassen.”

Kunnen kinderen nog correct leren spellen als ze al wat ouder zijn?
Daphne Jansen Adriaans: “Kinderen die van de basisschool komen zonder dat ze de spelling onder de knie hebben, kunnen die later alsnog leren, maar minder makkelijk. Wanneer die puberale hormonen het functioneren eenmaal beïnvloeden, is hun aandacht veel minder voor iets wat ze al jaren onderwezen krijgen. Echte successen kun je echter alleen boeken als leerlingen het belang inzien van goed spellen en er gemotiveerd mee aan de slag willen. Als leerkracht moet je dat belang dus uitstralen.”

Hoe erg is het als we niet goed leren spellen?
Janet van Hell: “Ik werk jaarlijks een aantal maanden in de Verenigde Staten en zie daar hoe enorm serieus het spellingonderwijs en het correct kunnen spellen worden genomen. Je hebt zelfs spellingwedstrijden; zowel jonge kinderen als oudere leerlingen vinden het heel belangrijk goed te kunnen spellen.”

Piet van Sterkenburg: “Ik maak studenten mee in het beroepsonderwijs die technisch knappe powerpointpresentaties kunnen geven. Tragisch is dat sommige presentaties wemelen van de fouten. Die studenten worden dan uitgelachen door hun collega’s: hoe verstandig dat wat ze willen uitleggen ook moge zijn, ze worden niet serieus genomen wanneer blijkt dat ze niet kunnen spellen.”

Daphne Jansen Adriaans: “Er is de spreekwoordelijke sollicitatiebrief die terzijde zal worden gelegd wanneer er spelfouten in staan. Maar daarnaast word je er door de maatschappij op afgerekend wanneer je niet kunt spellen. Voor je maatschappelijk succes is het erg belangrijk hoe je overkomt, en je komt nu eenmaal minder zeker over wanneer je niet kunt spellen.”

Streamertekst: “Dt-fouten zijn haast onvermijdelijk”

Zijn slechte spellers ook slechte schrijvers?
“Goede spellers denken meer na terwijl ze schrijven”, zegt Janet van Hell. In een experiment liet zij kinderen zinnen schrijven met een digitaal pennetje op een elektronisch schrijftablet. Op die manier kun je precies meten hoeveel tijd elk kind neemt voordat het een volgend woord opschrijft. Je kunt nagaan hoe lang een kind pauzeert voorafgaand aan een woord dat het goed schrijft, en hoe lang het pauzeert voor een woord dat het fout schrijft. Wat opvalt, is dat slechte spellers ongeacht de moeilijkheidsgraad van de tekst in hetzelfde tempo doorschrijven. Ze denken niet langer na voor ze een goedgespeld of een foutgespeld woord op papier zetten. “Bij goede spellers zien we wel een verschil: die nemen meer tijd voorafgaand aan een foutgeschreven woord. Je kunt dat interpreteren als: je ziet aan de denktijd dat de schrijver dit ervaart als een moeilijk woord en nadenkt over de spelling.”

Foto van een briefje op een raam; op het briefje staat: “aatiekke eet hoek 65 ur - eet hoek te koop met glaase taful 65 ur”

Moeten we kinderen dus eerst goed leren nadenken over hun spellen?
Janet van Hell: “Absoluut. Spelling is geen geautomatiseerd proces, je moet er onderweg over nadenken. Wij hebben voor het spellingonderwijs voor leerlingen vanaf acht jaar daarom een stappenplan opgezet. Uitgangspunt daarvan is dat kinderen leren hun eigen geschreven teksten stelselmatig te controleren en te corrigeren. Die aanpak is weinig revolutionair, maar ze werkt wel: de kinderen spellen beter wanneer ze goed leren nadenken over wat ze hebben geschreven en zo hun spellingbewustzijn ontwikkelen. Zonder een dergelijk bewustzijn, zonder over je spelling na te denken krijg je het system nooit volledig onder de knie.”

Dominiek Sandra: “Dat spellingbewustzijn moet op twee niveaus werken. Het eerste niveau is attitude: je moet correct willen spellen. Als je dat echt wilt, zul je er alerter voor zijn en beseffen dat je je schrijfsels moet checken. Zelfs de beste spellers moeten dit doen, want net zoals je je kunt verspreken, kun je je ook verspellen. Een tweede niveau van spellingbewustzijn is weten wat voor probleem je aan het oplossen bent. Je moet weten dat ‘je wordt’ makkelijk verkeerd kan worden geschreven, omdat er andere vormen bestaan (‘ik word’) én omdat er een systeem bestaat dat die spelling regelt. Dat besef ontwikkel je door de grammatica van een taal te leren.”

-------

» Kadertekst 1 (op klikken om te openen): “De Nederlandse spelling wordt moeilijker”

Is de huidige spelling moeilijker dan eerdere versies? Voor de een is de spelling de jongste decennia zo vaak veranderd dat ze verwarrend is geworden, voor de ander is ze nog niet eenvoudig genoeg. En dan zijn er nog de mensen die luidkeels roepen dat je van de spellingregels maar beter afblijft…

Piet van Sterkenburg: “De spelling is voor mensen heilig: je hebt het op een bepaalde manier geleerd, en alles wat er aan verandert, is een aanslag op je persoonlijkheid. Spellinghervormingen brengen dan ook veel emoties met zich mee. Na een spellinghervorming zit je met twee generaties: zij die het eenmaal hebben geleerd, en die nu met veranderingen worden geconfronteerd. En een generatie die nu naar de basisschool gaat en die daar de nieuwe spelling van nul af aan leert. De persoonlijke frustratie van de generatie die de wijzigingen moet leren, zegt niks over de moeilijkheidsgraad van de nieuwe spelling. Een van de belangrijkste struikelblokken in de spelling, die van de werkwoorden, is niet veranderd. Het zijn dezelfde regels die wij vroeger ook hebben moeten leren. Wij hebben die ook geleerd, en wij waren niet slimmer dan de kinderen van nu.”

Toch wordt de spelling ingewikkelder.
Piet van Sterkenburg: “Dat is onvermijdelijk. Onze samenleving is complexer geworden en die complexiteit zie je terug in de spelling. Het aantal afkortingen is enorm toegenomen. Het aantal Engelse leenwoorden is schrikbarend groot. En we lenen woorden uit steeds meer talen, zoals het Arabisch, woorden waarvoor niet eens een transcriptie in Romeins schrift voorhanden is.”

Maar vergeleken met vroeger is er nu maar één spelling meer, dat moet de zaken toch eenvoudiger maken op school?
Piet van Sterkenburg: “Het onderwijs zelf heeft inderdaad aangedrongen op verandering. Voorheen bestond de zogeheten ‘toegelaten spelling’. Daarin waren twee schrijfvarianten naast elkaar toegestaan. ‘Dialect’ en ‘dialekt’ waren allebei goed volgens de spelling van 1947, die van het Groene Boekje van 1954. Leerkrachten vonden dat verwarrend. Daarom is de ‘dubbele spelling’ afgeschaft. We gebruiken nu de etymologische spelling, maar helaas doen we dat niet altijd consequent. Wordt een woord in de taal waaruit het is geleend geschreven met een c, dan is de k-spelling onjuist. Het resultaat is dat veel mensen onzeker zijn geworden over de juiste spelling van vooral woorden van Griekse en Latijnse oorsprong. Er bestaan geen vaste regels voor de spelling daarvan in het Nederlands. Daarom is onze spelling een opzoekspelling. Dat achttien- tot twintigmiljoen mensen voor het goed spellen van negenduizend bastaardwoorden nu verplicht zijn een nieuw Groen Boekje te gebruiken vind ik buitengewoon betreurenswaardig.”

» Kadertekst 2 (op klikken om te openen): Spellen ze echt slechter dan vroeger?

“Het is verleidelijk om te denken dat de kinderen vroeger de spelling beter leerden dan nu”, zegt prof. Frans Daems. “Want weten we wel echt hoe het vroeger was? Ik heb daar twee bedenkingen bij.”

1. Spellingproblemen waren er vroeger ook al
“We weten niet met zekerheid hoe het vroeger echt was. We hebben geen betrouwbare gegevens vanuit peilingen of dergelijke van vroeger. Maar wel is zeker dat er vroeger ook vaak problemen gesignaleerd werden. Wie in de kranten, of pedagogisch-didactische literatuur van de jaren 60 en vroeger gaat kijken, komt tal van klachten tegen over de gebrekkige spelvaardigheid van de jongeren, en over een gebrek aan spellingattitudes.”

“Een overtuigende illustratie van het feit dat er een probleem was, vormt de titel van het proefschrift van I. van der Velde uit 1956: ‘De tragedie der werkwoordsvormen’. Men moet dus zeker niet denken dat de jongeren de werkwoordspelling vroeger beter beheersten dan nu.”

“Men beseft vandaag ook niet dat er in het onderwijs in beide landen, in het bijzonder maar niet alleen in het basisonderwijs, voor de jaren 70 een hele beweging bestond ter vereenvoudiging van de spelling, bij voorkeur een fonetische of fonologische spelling, juist om ze beter leerbaar te maken. Men was erg ontevreden met de regeling in de Woordenlijst van 1954. Men ijverde voor een drastische vereenvoudiging van de spelling, omdat men geloofde dat daarmee de gebrekkige spellingvaardigheid verholpen zou kunnen worden.”

“Die beweging voor spellingvereenvoudiging heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat de commissie-Pée-Wesselings opgericht werd. Deze commissie deed eind jaren 60 voorstellen voor een drastisch vereenvoudigde, en dus meer fonologische spelling. Die zou er wellicht zijn gekomen ware het niet dat de tegenstand juist uit Vlaanderen zo groot was. Op spellinggebied was Nederland toen veel meer 'vooruitstrevend' dan Vlaanderen/België, ondanks het feit dat een kwaliteitskrant als De Standaard een zogenaamde progressieve spelling hanteerde. (Nadien heeft zich dat omgekeerd en is Nederland op spellingsgebied meer behoudsgezind geworden). Die mislukking heeft mee aan de basis gelegen van het oprichten van de Nederlandse Taalunie tien jaar later in 1980!”

2. De leerlingen van nu zijn veel diverser
“Is de leerlingenpopulatie qua socioculturele samenstelling nu dezelfde als die van vroeger? Duidelijk niet. Behalve de verregaande democratisering van het secundair/voortgezet onderwijs, en de verlenging van de leerplicht, zijn er ook veel anderstalige leerlingen bijgekomen. Dat maakt het niet evident spellingvaardigheid van vandaag te vergelijken met die van voor pakweg 1970.”

» Kadertekst 3 (op klikken om te openen): Een taaltoets voor studenten

Kun je toch gewoon gaan studeren wanneer je onvoldoende kunt spellen? Universiteiten en hogescholen vinden het belangrijk dat hun studenten met het Nederlands uit de voeten kunnen. Er is een aantal vervolgopleidingen dat daarom werkt met taaltoetsen om te peilen wat het niveau van de aankomende studenten is.

Een van die vervolgopleidingen is de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU). Zij acht taalbeheersing voor een academische studie onontbeerlijk. Daarom neemt de VU van al haar eerstejaars studenten een verplichte taaltoets af. Dit jaar zijn dat er zo’n 4.500.
Eline van Straalen is projectleider taalbeleid bij het Taalcentrum dat deze taaltoets opstelt voor de VU. “We zijn hiermee begonnen bij wijze van proef bij een paar studierichtingen, op verzoek van het College van bestuur. Die proef is geslaagd. We nemen deze toets nu voor het tweede jaar af aan de hele universiteit.” De verplichte toets maakt door de studierichtingen heen deel uit van verschillende vakken, opdat uiteindelijk alle eerstejaars hem hebben gemaakt.

Moeten de studenten die toets foutloos maken?
Eline van Straalen: “Nee, een score van 70 procent is voldoende.”

Wat is de consequentie wanneer een student onvoldoende scoort: mag die dan niet verder met de studie?
Eline van Straalen: “Nee, de toets is niet bedoeld om studenten te balloteren. Wanneer ze lager scoren dan 70 procent, moeten ze verplicht een bijspijkercursus doen. We willen dat de studenten die cursus zien als een kans, waarvan we verwachten dat ze die te baat nemen. Ze moeten zich realiseren dat hun spelling levenslang hun visitekaartje is, een vaardigheid waarop ze in de maatschappij geregeld worden afgerekend.” Het Taalcentrum hoopt dat de studenten de bijspijkercursus zien als een aanknopingspunt om te komen praten over de precieze problemen en de eventuele oplossing ervoor.

Zijn er veel eerstejaars studenten die die 70 procent niet halen?
Eline van Straalen: “In 2008 scoorde 14 procent lager dan 70 procent. Die krijgen een cursus aangeboden.”

Is er een bepaalde categorie studenten die merkbaar laag scoort? Studenten met allochtone wortels, bijvoorbeeld?
Eline van Straalen: “Van die 14 procent had inderdaad de helft een allochtone achtergrond. Dat ligt ook in de rede, omdat het aantal allochtone studenten sterk is toegenomen. Maar de rest was gewoon Nederlands.”

Hoe kan het dat deze studenten zomaar doorrollen van het middelbaar onderwijs naar de universiteit? Horen die niet al tijdens hun eindexamen door de mand te vallen?
Eline van Straalen: “Leerlingen worden tijdens het landelijke eindexamen niet afgerekend op schrijfvaardigheid en grammatica. Bij die examens zijn andere vaardigheden belangrijker.”

Waarop toetsen jullie de eerstejaars studenten?
Eline van Straalen: “De beheersing van spelling en interpunctie, grammatica, woordkeus en woordenschat, formuleren, en structureren.”

Zou je een toets als deze willen aanbevelen aan alle universiteiten?
Eline van Straalen: “De kwestie speelt wel aan alle universiteiten, en het is ook goed om niet de kop in het zand te steken. Desondanks zijn er universiteiten die vinden dat het niet hun verantwoordelijkheid is dat de studenten het Nederlands goed beheersen, en dat begrijp ik ook wel. Toetsen en bijspijkeren is ook duur.”

Vanwege de kosten is de taaltoets van de VU nog niet definitief in het pakket opgenomen. Er is tot en met volgend jaar geld voor vrijgemaakt. Daarna wordt bekeken of de toets kan en moet worden gehandhaafd.

-------

Links en literatuur

  1. Veel interessante artikelen (met links) over spelling en spellingonderwijs zijn te vinden op de website van prof. dr. F. Daems: http://www.ua.ac.be/frans.daems.
  2. Daems, F. (2005-2006). ‘Beter (leren) spellen na 2005’; bijgewerkte versie van een artikel verschenen in Nova et Vetera LXXXIII/3 (2005-2006) en in Vonk 35/3 (2005-2006), te lezen via de genoemde site van F. Daems: http://www.ua.ac.be/download.aspx?c=frans.daems&n=31733&ct=32756&e=93468.
  3. Klasse (2007). ‘DT-fouten zijn gewoon ondermijdelijk’. In: Klasse voor Leerkrachten 180, december 2007, blz. 10-15, te lezen via de site van tijdschrift Klasse: http://www.klasse.be/leraren/archief.php?id=13090
  4. Nederlandse Taalunie (2005). ‘Spelling 2005: de essentie’: http://taalunieversum.org/spelling/reacties/spelling_2005_de_essentie/index.php.
  5. Nederlandse Taalunie (2009). Technische Handleiding Nederlandse spelling: http://taalunieversum.org/spelling/download/technische_handleiding.pdf.
  6. Sandra, D. (2000). ‘Hij drinkt niet altijd “t” en ik drink er soms wél. Bronnen van hardnekkige werkwoordfouten in het Nederlands.’ Onderzoeksverslag van het werkwoordfoutenonderzoek, o.l.v. prof. D. Sandra (...) aan de Universiteit Antwerpen: http://www.cnts.ua.ac.be/Publications/2000/SFDDG00/20001013.drink.pdf.
  7. Twillert, M. van (2009). ‘Taaltoets wordt gemeengoed op universiteiten, wegens gebrekkig taalniveau van de eerstejaars’. In: NRC Handelsblad, 14 april 2009, te lezen via: https://www.surfgroepen.nl/sites/pow-alumni/Lists/Announcements/DispForm.aspx?ID=772.
  8. Venstermans, T. en Daems, F. (2004). ‘Spellingonderwijs: spellen om te schrijven en gelezen te worden.’ In: Daems, Fr., Van den Branden, K. en Verschaffel, L. (2004), Taal verwerven op school. Taaldidactiek voor basisonderwijs en eerste graad secundair Leuven / Voorburg: Acco, p. 155-188. (Dit artikel is ook te vinden via de genoemde site van F. Daems: http://www.ua.ac.be/download.aspx?c=frans.daems&n=31733&ct=32756&e=86033.)
  9. Willemen, M., Bosman, A. en Van Hell, J. (2002). ‘Leren stellen en niet vergeten correct te spellen.’ In: Tijdschrift voor Remedial Teaching, 2002, blz. 22 - 25, te lezen via: http://www.annabosman.eu/documents/WillemenEtal2002.pdf.

-------

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot