Hoe leren we allemaal lezen?Tekst: Alexandra De Laet; foto’s: Gert Swinnen - 10/09/08Lezen: wie het onder de knie heeft, is nagenoeg vergeten dat hij het ooit heeft moeten leren. Er is nochtans heel wat tijd voor nodig, en intensieve begeleiding op school. Hoe een school dat aanpakt, wordt grotendeels bepaald door de leesmethode die ze hanteert. Maar waarop baseert de school haar oordeel om zo’ n methode aan te schaffen? Welke methodes zijn er zoal? En zijn ze allemaal even goed? “Alleen al op de Nederlandse markt zijn er bijvoorbeeld vijf methodes voor aanvankelijk lezen.” Er zijn heel wat leesmethodes op de markt, in Nederland en in Vlaanderen. Sommige methodes bestaan al jarenlang, andere zijn nieuwer. De meeste worden trouwens geregeld vernieuwd. Hoe moet een school door het bos van de leesmethodes de bomen blijven zien om de methode te kiezen die het meest gepast is voor haar leerlingen? Geen eenvoudige opdracht, zegt onderwijsadviseur Joop Stoeldraaier van Edux. Stoeldraaier buigt zich al jaren over leesmethodes. “Het aanbod is erg groot”, bevestigt hij. “Alleen al op de Nederlandse markt zijn er bijvoorbeeld vijf methodes voor aanvankelijk lezen. En dan is er nog het aanbod in Vlaanderen. Voor scholen is het verschrikkelijk lastig om te kiezen. Eigenlijk zou elke school die overgaat tot de aankoop van een leesmethode moeten vergelijken wat er wordt aangeboden.” Verleid “Een bijkomende moeilijkheid is dat uitgeverijen allerlei zaken beloven, maar vaak zijn hun uitspraken op veronderstellingen gebaseerd. Er gebeurt te weinig onderzoek: van een nieuwe methode is veelal nooit vastgesteld of ze degelijk werkt. Het moet allemaal erg snel gaan. Uitgeverijen werken wel met proefscholen, maar dat stelt weinig voor.” Bovendien worden scholen vaak verleid om iets aan te kopen, zegt Stoeldraaier nog. “Er zijn aanbiedingen als wie nu koopt, krijgt het materiaal voor groep 4 gratis. Scholen die later tot hun spijt moeten vaststellen dat de pas aangekochte methode niet goed werkt, zitten voor een tiental jaar vast aan het nieuwe materiaal en hebben geen centen meer om over te schakelen naar een andere methode.” Geruchten “Scholen kiezen op basis van de aangeboden materialen en van de geruchtenstroom”, stelt ook Bart Masquiller van het Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs, de koepel van het katholieke onderwijs in Vlaanderen. “Ze hebben iets gehoord van collega’ s of ze stellen in de catalogus vast dat een methode een schat aan differentiatiemateriaal aanbiedt en dat trekt hen aan. De impact van reclame en catalogi is duidelijk.” De onderwijskoepel adviseert scholen niet welke leesmethode zij het beste kunnen aankopen. “We kunnen hun wel een aantal criteria of een screeningslijst aanreiken, maar we laten ons niet uit over de beoordeling van de methodes. Het is de vrije markt die speelt.” Scheerapparaat “Wie een nieuw scheerapparaat gaat kopen, vindt vergelijkingen en tests die je als consument de weg wijzen”, vergelijkt Stoeldraaier, “maar voor leesmethodes ontbreekt zulke informatie. Het is voor scholen ondoenbaar om een keuze te maken, omdat het aanbod zo groot is. Eigenlijk zou er een kwaliteitskeurmerk moeten zijn. In Nederland zou de Stichting Leerplanontwikkeling zo’ n keurmerk kunnen toekennen. Zij analyseren nu wel methodes maar vellen geen oordeel waarop de scholen zich kunnen baseren. Daar heeft het onderwijsveld dus weinig aan.” Joop Stoeldraaier: “Uitgeverijen werken wel met proefscholen, maar dat stelt weinig voor" Waarom bestaat er geen keurmerk of andere controle voor leesmethodes? Volgens Stoeldraaier heeft dat te maken met de vrijheid van onderwijs. “Elke school heeft de vrijheid om onderwijs in te richten zoals ze wil, inclusief haar keuze van leesmethode”, legt hij uit. “Bovendien mag in een vrije economie iedereen een leesmethode bedenken en ontwikkelen, zonder er bewijs van te leveren dat scholen er een goed resultaat mee zullen bereiken.” Allochtone leerlingen Vanuit zijn ervaring met het begeleiden van scholen bij hun keuze van leesmethode heeft Stoeldraaier vergelijkende overzichten gemaakt. “Toen ik scholen begeleidde bij hun keuze, ben ik eerst leesmethodes gaan bekijken. Ik was echter zelf al snel de weg kwijt. Het was allemaal nogal verwarrend. Daarom heb ik de gegevens van de verschillende methodes op een objectieve manier naast elkaar gezet. Die informatie breng ik samen in brochures om het keuzeproces van de scholen te vergemakkelijken. Om de gegevens bijeen te brengen, probeer ik de handleiding van een leesmethode zorgvuldig te analyseren. Hoeveel tijd besteedt deze methode aan taal? Hoe differentieert deze methode? Wat zijn de oefenmogelijkheden? Is er aandacht voor toetsen en geven die aan waar leerkrachten moeten bijsturen? Daarnaast moet een school zich natuurlijk afvragen wat de leerlingen het meest nodig hebben. Een school met veel allochtone leerlingen zal misschien veel aandacht willen besteden aan woordenschat, terwijl een andere school andere criteria wil laten doorwegen in zijn keuze.” “Voor leesmethodes vind je geen vergelijkende tests zoals voor scheerapparaten.” Beetgenomen Een aantal zaken roept al snel vraagtekens op wanneer je leesmethodes naast elkaar zet, stelt Stoeldraaier vast. “Als ik zie dat bijvoorbeeld de ene methode hoger mikt in het te bereiken leesniveau dan een andere maar er minder tijd voor uittrekt, vraag ik me af of het onderwijsveld niet wordt beetgenomen. Heeft die methode dan zoveel verrassende didactiek dat het dat kan waarmaken? Nee, blijkt dan, want ze werkt op dezelfde basis en denkt ten onrechte dat het sneller gaat.” Er zijn dus methodes die veel minder sterk zijn dan andere. Er zijn er die te weinig tijd uittrekken, die te snel moeilijke teksten aanbieden of die te weinig oefenmogelijkheden bieden of, omgekeerd, te weinig directe instructie. “Er is heel veel verschil in kwaliteit”, aldus Stoeldraaier. “Iedereen probeert een graantje mee te pikken. Uitgeverijen geven nieuwe methodes uit en proberen die te verkopen. Methodes zijn trouwens vreselijk duur tegenwoordig, omdat ze met werkboekjes worden verkocht. Zo rinkelt voortdurend de kassa.” Narigheid Is er dan geen manier om een goede leesmethode snel te kunnen onderscheiden van een minder goede? Stoeldraaier pleit ervoor dat gebruikers onderling meer informatie zouden (kunnen) uitwisselen over leesmethodes en het gebruik ervan.”Scholen en leerkrachten zouden kunnen laten weten wat ze van een nieuwe methode vinden. Mochten meer scholen dat doen en bij voorkeur op een gestructureerde manier, zou dat andere scholen kunnen helpen bij de keuze van een leesmethode.” “Scholen kiezen op basis van de aangeboden materialen en van de geruchtenstroom.” Het belang van een goede leesmethode is immers heel groot. Goed gereedschap is het halve werk, brengt Stoeldraaier in herinnering. “Een goede methode voorkomt een heleboel narigheid.” Voor kinderen die al spelend leren lezen, is dat misschien van minder belang, maar zwakke lezers hebben erg veel baat bij degelijke instructie. “Dus heb je een methode nodig die goed materiaal biedt. Want leren lezen is een kunst.” Leesplezier Maar wat is dan de beste methode om nieuwsgierige zesjarigen te leren lezen wanneer zij hun eerste stappen zetten in ‘de grote school’ ? Stoeldraaier: “Voor aanvankelijk leren lezen werken heel veel scholen in Nederland en Vlaanderen op dit moment met ‘Veilig Leren Lezen’ van uitgeverij Zwijsen. Ik denk dat dit inderdaad een betrouwbare keuze is. Voor voortgezet technisch lezen zou ik ‘Estafette’ aanraden, of ‘Leeslijn’ of ‘Lekker Lezen’ .” “In Vlaanderen wordt sneller de link gelegd met leesplezier en begrip, terwijl men in Nederland aanvankelijk meer automatisering benadrukt.” Vlaanderen en Nederland kijken wat anders aan tegen de keuze van een leesmethode, vult Masquiller van het Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs aan. “In Vlaanderen wordt sneller de link gelegd met leesplezier en begrip, terwijl men in Nederland aanvankelijk meer automatisering benadrukt. Het is niet omdat je (technisch) kan lezen dat je begrijpt wat je leest, zeggen critici wel eens. Andersom is het natuurlijk zo je bij wie goed (technisch) kan lezen, meer ruimte creëert om te lezen.” Aangepast boekje In het eerste leerjaar van het Antwerpse Sint-Lievenscollege heeft juf Ann Delcourt een schroef op het bord getekend. Eronder staat in nette letters ‘schroef’. De school is een van de vele Vlaamse en Nederlandse scholen die met ‘Veilig Leren Lezen’ werkt. Alle leerlingen luisteren aandachtig terwijl juf Ann een verhaal voorleest. Vandaag leren de kinderen de “schr" kennen. De lerares is erg enthousiast over de leesmethode. “De differentiatie is goed uitgewerkt. Kinderen die al wat meer kunnen, krijgen een aangepast boekje dat er niet anders uitziet dan de andere leesboekjes. Zo blijven ze bij de les en krijgen ze toch iets op hun maat aangeboden.” Meester Hugo De Klerk, die lesgeeft in een andere klas van het eerste leerjaar, vult aan: “We kunnen makkelijk uitleggen aan de ouders hoe ze hun kinderen kunnen helpen. De leerlingen lezen nu al heel snel lettertjes en daarna woordjes. Ze lezen graag.” Het woordgebruik is soms wel wat té Nederlands en daardoor niet altijd herkenbaar voor de Vlaamse kinderen, vinden de leerkrachten. Een pluspunt is dan weer dat de kinderen snel zelfstandig aan de slag kunnen in de werkboekjes, omdat hetzelfde stramien terugkomt en ze meteen weten wat er van hen wordt verwacht. Soep met rijm Terwijl de leerkrachten dat vertellen, zitten de kinderen in de klas ijverig te werken of te lezen. Myrtha vindt lezen leuk. Ze kan al alles lezen, zegt ze. “Ik lees ook thuis. Het is niet moeilijk.” Ook haar klasgenoot Jakub “leest graag letters". Yolan heeft dan weer een extra werkboekje, waar hij kan in doorwerken als hij klaar is: “Ik heb in de bibliotheek al eens een boek meegenomen en helemaal uitgelezen. Het was een leuk boek, over soep met rijm. Ik lees veel, zelfs in de auto".
“Onze school heeft al in de jaren zeventig voor deze methode gekozen, omdat de manier van werken aansprak”, weet zorgcoördinator Marc Laenen. Hij coördineert de extra zorg die aan sommige leerlingen wordt gegeven in of buiten hun klas. “Onze leerlingen lezen op het einde van het eerste leerjaar op een heel aanvaardbaar peil. De methode is bovendien heel kindvriendelijk.” Zorgjuf Walda Van Onckelen apprecieert voorts de veelzijdigheid van de leesmethode. “Er is enorm veel materiaal. Bovendien is er sowieso differentiatie voor leerlingen die meer of minder kunnen. En de kinderen vinden het geweldig, omdat het bij het begin heel vlot gaat. Want zo’ n kind wil natuurlijk meteen alles kunnen lezen.” ----- » Kadertekst 1: Het begint soms met gehakt…In leesmethodes vind je onder meer structureermethodes en directe systeemmethodes. “Veilig Leren Lezen" (http://www.veiliglerenlezen.nl) behoort tot de eerste groep. De methode werkt met een veertigtal globaalwoorden die worden ‘gehakt’ in letters. De leerlingen leren telkens één nieuwe letter aan waarmee weer nieuwe woorden worden gevormd. Eind november kunnen kinderen al eenvoudige woordjes lezen. Eerst leren ze woordjes en dan korte zinnetjes. Wanneer ze vier letters kennen, komen er al heel wat woordjes aan bod. Het gaat dan van ‘ik’ - naar ‘ik vis’ - naar ‘ik vis (een) roos’. “Leessprong - ik lees met hup” (http://www.leessprong.be) is een directe systeemmethode die werkt vanuit korte woordjes met twee klanken zoals een klinker/tweeklank en medeklinker. Voorbeelden zijn ‘ik’ , ‘oom’ , ‘eet’ of ‘uil’ . Die woorden worden gedecodeerd: de kinderen leren de letters automatiseren en nieuwe woorden vormen: ‘oom’ + de k uit ‘ik’ levert bijvoorbeeld ‘ook’ op. Zo groeien ze naar woorden met drie klanken (bijvoorbeeld ‘kook’ ) en meer. Daarnaast zijn er nog heel wat andere leesmethodes in Vlaanderen en Nederland. Meer uitleg over aanvankelijk lezen en/of een overzicht van taalmethodes vind je op: (http://users.skynet.be/taalonderwijs/Schoolboeken-andere-vl-ned.htm en (http://www.taalsite.nl/bibliotheek/lexicon/00378/ » Kadertekst 2: Hoe een leesmethode tot stand komt...De Vlaamse uitgever Van In brengt dit schooljaar “Leessprong - ik lees met hup" op de markt. Rudi Crijns, uitgever aanvankelijk lezen bij Van In, legt uit hoe de methode tot stand is gekomen. “We hebben eerst gekeken wat de bestaande ervaringen zijn in het onderwijs met aanvankelijk lezen. Op die manier kregen we een goed beeld van het materiaal dat er werd gebruikt, hoe dat werd gebruikt en waar er eventueel hiaten waren. Voorts is er onderzoek gedaan bij de gebruikers van “Leessprong”, de voorloper van “Leessprong - ik lees met hup". We hebben een schriftelijke enquête gedaan bij de gebruikers en vroegen ze wat ze goed en minder goed vonden. In panelgesprekken met een aantal onder hen zijn we daar dieper op ingegaan. Daarnaast hebben we uiteraard ook bestaand onderzoek en literatuur doorgenomen.” Op basis van al die informatie heeft Van In dan auteurs aan het werk gezet om “Leessprong - ik lees met hup" uit te werken. “Die mensen komen allemaal uit de eerste klas”, zegt Crijns. “Met het materiaal zijn we vervolgens gestart in vier experimenteerscholen. We hebben het aantal scholen bewust laag gehouden, om alles van heel nabij te kunnen opvolgen.” De experimenteerscholen konden het voorbije jaar al aan de slag met de nieuwe editie van de leesmethode. Vanaf dit schooljaar wordt “Leessprong - ik lees met hup" aan alle scholen aangeboden. Crijns benadrukt dat in de methode ook spelling, begrijpend lezen, hoekenwerk en muzische vorming zijn geïntegreerd. “In Vlaanderen kan je niet enkel een leesmethode op de markt brengen. Taal is één geheel. In de leerplannen komen allerlei zaken aan bod.” ----- |
|