Reynaert de vos in eentjes en nullenTekst en foto’s: Gaby De Moor - 19/05/05Krijg je over pakweg tien jaar de hele Nederlandstalige literatuur digitaal op je computerscherm? Als het aan de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) zou liggen wel. Van Willem die Madocke maekte tot Willem Frederik Hermans en verder. Hoe ziet het monnikenwerk van de 21ste eeuw eruit? Taalschrift vraagt het aan projectleider Cees Klapwijk. Medea van Jan Six? Waar vind je het treurspel van deze 17de-eeuwse auteur nog? Beslist niet meer in de boekhandel. Moeten we dan naar de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam om daar een exemplaar in te kijken? Er is een snellere oplossing. Het werk is gedigitaliseerd. Dit virtueel bestand biedt een kritische tekstuitgave, naar de tweede druk uit 1679. De uitgave is zelfs voorzien van een uitgebreide annotatie en een inleiding. En de bonus: deze editie werd niet eerder gepubliceerd. Maar hoe ziet die digitale tekstuitgave er uit? Cees Klapwijk: “We willen niet concurreren met de gewone boekhandel.” Op je computerscherm verschijnt na enig scrollen in de linkerhelft de tekst van het ‘eerste bedryf’ van het toneelstuk van Jan Six. In de rechterhelft kun je lezen dat bijvoorbeeld het woord ‘Phasis’ op de twintigste regel van het eerste bedrijf een rivier is die aan de oostkust van de Zwarte Zee uitmondt... Dit soort gedigitaliseerde teksten kun je vinden in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, korter op de tong de ‘DBNL’. Hier surfen dagelijks 12 000 bezoekers langs. En hun aantal neemt met sprongen toe. SlaapkamertjeLeiden. Een bescheiden pandje in de Doelensteeg. DBNL-projectleider Cees Klapwijk zit één hoog, in een voormalig slaapkamertje, voor zijn computerscherm. “Tja, de medewerkers lopen er wat gespannen bij. We leggen de laatste hand aan een nieuwe site over Willem Fredrik Hermans. Hiernaast hoor je zijn stem. Ze beluisteren audiobestanden, vooral interviews, die we op www.willemfrederikhermans.nl aanbieden. Deze aparte Hermanssite werken we uit in een samenwerkingsverband met het Willem Frederik Hermans Instituut. Hierbij levert ook het Letterkundig Museum informatie aan. De DBNL ontwikkelt de website en digitaliseert de teksten.” SterrenWaarom een digitale bibliotheek? Klapwijk: “Binnen veel vakgebieden, bijvoorbeeld in de sterrenkunde, werd al lang op een slimme manier gebruik gemaakt van de meerwaarde van de informatietechnologie voor wetenschappelijke communicatie. Maar binnen de geesteswetenschappen moest dat allemaal nog van de grond komen. Eind jaren negentig wilden we iets organiseren voor de Nederlandse taal en literatuur. In 1999 richtte de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren formeel op. We kregen verder nog geld van de Universiteit Leiden en van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) om onze plannen concreet te maken. Sinds 2003 hebben we een structurele financiering via de meerjarenbegroting van de Nederlandse Taalunie. We staan er voor een vast bedrag op, wat de toekomst verzekert.” Niet alleen de financiering via de Taalunie maakt dat de DBNL een Nederlands-Vlaams project is, maar ook de betrokkenheid van Vlaamse instellingen en wetenschappers. LuciferDe DBNL is een website over de Nederlandse taal en literatuur. Hij bevat literaire teksten, secundaire literatuur en aanvullende informatie als biografieën, portretten en hyperlinks. Op zoek naar Van den Vondels Lucifer? Op de homepage van DBNL klik je ‘Auteurs in de DBNL’ aan, vul ‘Vondel’ in en op de lange lijst digitaal beschikbare teksten hoef je maar ‘Lucifer’ te openen. De oorspronkelijke tekst uit 1654 krijgt aan de rechterkant van het scherm uitvoerig gedocumenteerde verklaringen. Black boxIs de DBNL alleen interessant voor schrijvers en letterkundigen? Klapwijk: “Nee. Van meet af aan hebben we gezegd dat we een bibliotheek moeten opbouwen die betrouwbaar is voor een wetenschappelijk publiek én laagdrempelig voor een algemeen publiek. Het Oxford Text Archive is een soortgelijke website voor de Angelsaksische landen. Maar voor het algemeen publiek is dat een soort black box. Een bruikbare versie vinden van een tekst van Shakespeare is vrij moeilijk. In de DBNL kun je een tekst van Vondel zo ophalen.” Digitale leeromgevingWerken op een voormalig slaapkamertje. Een leek kan eenvoudig informatie vinden op de DBNL via een zoekmachine. Populair is het DBNL-onderdeel ‘Atlas’. Daar kun je terecht als je onder meer wil weten welke auteurs in Eindhoven of Gent geboren zijn. Er zijn ook ‘Themapagina’s’, over de Rederijkers bijvoorbeeld. De DBNL is duidelijk ook een aanwinst voor het onderwijs. Een aparte website, DBNL educatief: literatuurgeschiedenis.nl, maakt de literatuurgeschiedenis toegankelijk. Zeshonderd leraren in Vlaanderen en Nederland gebruiken de site over de Middeleeuwen. Vanaf volgend jaar breidt de digitale bibliotheek de site uit tot en met de 20ste en 21ste eeuw. Maar ‘De twintigste eeuw in honderd artikelen’ is alvast aanklikbaar op de homepage. Klapwijk: “Docenten integreren de DBNL steeds beter in hun lessituatie. Dat gebeurt niet alleen via de specifieke educatieve module. Docenten bouwen zelf html-pagina’s op de website van hun school en verwijzen naar informatie die bij de DBNL te vinden is. Vanuit de digitale leeromgevingen op middelbare scholen, hogescholen en universiteiten wordt steeds meer naar ons verwezen.” Verliefde monnikenGevonden op literatuurgeschiedenis.nl: loslopende vos. De educatieve site ‘Literatuurgeschiedenis.nl’ beperkt zich voorlopig tot de Nederlandse literatuur van de Middeleeuwen: de geschiedenis, de teksten, de schrijvers. Maar hij gaat ook over verliefde monniken, boosaardige vossen, dappere ridders en scheldende schrijvers. De site heeft een vaste opbouw. De onderste balk bevat onder meer een verwijzing naar de online docentenhandleiding, waarin bijvoorbeeld een leerling een inhoudsopgave te zien krijgt met uitsluitend de literatuurgeschiedenispagina’s die de leraar geselecteerd heeft. Zullen we even naar een boosaardige vos gaan? Zoek in de opsomming van de teksten naar ‘Van den vos Reynaerde’ van Willem die Madocke maecte. Klikken en vervolgens doorklikken op ‘Zie literatuurgeschiedenispagina Van den vos Reynaerde’ en je belandt in het hol van de vos, met illustraties en geschiedenis en natuurlijk tekstfragmenten uit de versie 1194-1219: “O wy, Tybeert, twi sidi bloode?” of “Ach, Tibeert, waarom bent u zo laf?” De vertaling in hedendaags Nederlands staat rechts van de middeleeuwse tekst. Wie wil kan luisteren naar Frank Willaert die het fragment voorleest. NavelstrengDe DBNL produceert per maand zowat 8 000 gedigitaliseerde pagina’s. Met een ploegje van zes medewerkers? Klapwijk: “Nee, teksten overtikken gebeurt op de Filippijnen. Zodra we weten welke versie van een tekst in de digitale bibliotheek opgenomen moet worden, selecteren we de bron. Die vinden we vaak in de universiteitsbibliotheek van Leiden. Soms moeten we titels ophalen uit bijvoorbeeld de stadsbibliotheek van Antwerpen. Daarna maken we een kopie van de publicatie. De bureauredactie geeft invoerinstructies in de vorm van coderingen, die bijvoorbeeld structuur- of inhoudelijke kenmerken weergeven. In veel gevallen moet de tekst integraal overgetikt worden. Digitale reproducties stromen via deze ‘navelstreng ‘ van en naar de Filippijnen. Waarom op de Filippijnen? Omdat daar de beste en goedkoopste bedrijven zitten. We werken nu met twee bedrijven en we selecteren binnenkort nog enkele andere adressen. Het Verre Oosten bezit een bloeiende industrie voor data-entry. Hier is dat onbetaalbaar. De meeste teksten gaan als pakketje naar de Filippijnen en komen via het internet terug als een digitaal bestand. De hele doorlooptijd duurt een zestal weken. Voor haastklussen gaan we naar de voormalige keuken van het pand. Daar staat de scanner. We sturen digitale reproducties vanaf de scanner via de ‘internetnavelstreng’ in de muur naar de Filippijnen.” SpellingOp een boekenrek in de badkamer staat een reeks Jaarboeken van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Vanaf 1803 tot 1899 zijn ze gedigitaliseerd. Toch een klus voor een Filippijnse typist die geen Nederlands kent? Volgens Cees Klapwijk is dat een voordeel, want ze tikken teksten mechanisch over. Nederlandstaligen zouden neiging hebben hun eigen spellingsvoorkeuren door te voeren. De DBNL verwacht dat de teksten voor 99,995 procent in orde zijn. Naast overtikken is er vaak een meer hybride werkwijze met een combinatie van data-entry en OCR (noot van de redactie - optical character recognition, software die cijfers en letters ‘herkent’ en opslaat). De medewerkers van de DBNL zorgen voor de afwerking: op de site afbeeldingen toevoegen, de webpagina’s opbouwen... Ze handelen ook de auteursrechten af en houden databases bij. ActieruimteIs een digitale bibliotheek betaalbaar? Klapwijk: “De financiering door de Taalunie volstaat niet om deze organisatie vitaal te houden, ook al zitten we in dit goedkope pandje. Op dit moment wordt er concreet bij de Nederlandse overheid gekeken naar een betere structurele financiering en inbedding in de informatie-infrastructuur. Samenwerkingsprojecten geven ons wat actieruimte. We werken bijvoorbeeld samen met het Constantijn Huygens Instituut. Op vraag van het instituut digitaliseert de DBNL alle correspondentie van de 17de-eeuwse auteur Hugo de Groot. Wij doen echter niet aan wetenschap. Wij converteren alleen maar bestaande publicaties naar een digitaal bestand. Maar via deze vorm van samenwerking kunnen we tevens nieuwe bestanden opnemen in onze digitale bibliotheek. Het Huygens Instituut betaalt de rekening voor het digitaliseren en kan beginnen met zijn wetenschappelijk werk.” Een win-win operatie dus. Straatlantaarn8 000 gedigitaliseerde pagina’s per maand... En een rek vol gedrukte teksten. Voor de DBNL is het geen optie om de toegang tot de site betalend te maken. Klapwijk: “Ik denk dat je daar meer geld mee verliest dan gaat winnen. Je werpt daarmee een vrij hoge drempel op voor het algemeen publiek. Ik vergelijk onze organisatie vaak met het licht van de straatlantaarns. De overheid zorgt dat je licht op je pad vindt. Daar hoef je niet apart voor te betalen. Als we nu mooie en nuttige informatie over het literaire erfgoed van de lage landen op het internet beschikbaar kunnen houden, moeten we daar als samenleving niet over zeuren, maar het gewoon uit de publieke kas betalen.” BloemlezingZal de digitale bibliotheek op termijn het gedrukte boek verdringen? Klapwijk: “Concurreren met de gewone boekhandel is niet ons doel. Wat de hedendaagse literatuur betreft lopen we trouwens tegen de grenzen aan van de auteursrechten: recente literatuur mogen we natuurlijk niet zomaar beschikbaar stellen via de DBNL. De digitale bibliotheek biedt een meerwaarde aan via secundaire, documentaire informatie. We maken bijvoorbeeld een bloemlezing met honderd artikelen over de moderne literatuur. Dit zijn allemaal bronnen waarmee we lezers op weg helpen en juist stimuleren om eens een gedrukt boek te kopen.” » (Kadertekst 1:) Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nuWie heeft niet het oudste zinnetje in onze moedertaal uit ongeveer 1100 uit het hoofd moeten leren? Deze Oudnederlandse zin uit de elfde eeuw stond in gewone drukletters in een leerboek. Nu vind je, na wat zoeken, op de DBNL een reproductie van het schutblad met de beroemde losse krabbel: “Hebban olla vogola nestas hagunnan hinase hi(c) anda thu”. Maar hoe worden andere teksten geselecteerd? Er gelden twee criteria: budget en de voordracht van de adviescommissies. Die zijn geformeerd voor de afdeling Taalkunde en binnen de Literatuur afzonderlijk voor de Middeleeuwen, Gouden Eeuw, Achttiende/Negentiende Eeuw, de Twintigste/Eenentwintigste Eeuw, en voor de Jeugdliteratuur. In elke commissie zitten zowel Nederlandse als Vlaamse letterkundigen van instellingen als bijvoorbeeld de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Antwerpen. Dit geeft de garantie dat de DBNL het gehele Nederlandse taalgebied aanspreekt. Naast projectleider Cees Klapwijk telt de DBNL nog vijf medewerkers: Charlotte Boschma, Michel de Gruijter en Inge Hofsink (bureauredactie), René van Stipriaan (eindredactie) en Huib Verweij (programmeur). De DBNL hoopt in de toekomst nog meer samen te kunnen werken met wetenschappelijke onderzoeksprojecten, dan nu al gebeurt. Een tot de verbeelding sprekend voorbeeld van de vrucht van een dergelijke samenwerking vormen de zoekfaciliteiten die door Universiteit Twente werden ontwikkeld voor de DBNL; een experimentele versie hiervan is te vinden op de website over Willem Frederik Hermans. » (Kadertekst 2:) Van 6 000 bezoekers naar meer dan 200 000
De DBNL telt vandaag de dag 12 000 bezoekers per etmaal en ontvangt veel fanmail. Elk jaar neemt het aantal flink toe. Weblinks» www.dbnl.org |
|