home > reportage > Toen cowboys en indianen Nederlands spraken

reportage

Toen cowboys en indianen Nederlands spraken

Tekst: Bea Ros, foto's: Ben Salemans - 14/11/03

Lang nadat Peter Stuyvesant zijn Nieuw Nederland prijs heeft gegeven aan de Engelsen blijven bewoners van de Amerikaanse Oostkust nog Nederlands praten. De roots van dit zeventiende-eeuwse 'Low Dutch' opsporen heeft iets weg van een avonturenroman. Bea Ros volgt taalkundige Jaap van Marle tijdens zijn speurtocht. Voor sprekende bewijzen komt hij te laat, maar een historische vervalsing ontsnapt hem niet.

Jaap van Marle

Prof. dr. Jaap van Marle (op foto): "Ik ontmoette oude mensen die, gitzwart of indiaans, vol trots tegen me zeiden: 'We're Dutch, we're different.'"

Taalonderzoek is soms net detectivewerk. Zoveel wordt duidelijk tijdens het gesprek met Jaap van Marle. Wat ook duidelijk wordt: soms is het proces van onderzoek mooier dan het resultaat. Want op zijn Heerlense werkkamer moet Van Marle toegeven dat hij feitelijk met lege handen staat. De taal die hij wilde onderzoeken is niet meer. Het enige dat hem rest is het spoor terug volgen en de aanwijzingen van anderen onder de loep nemen.

De tocht begint in 1647. Peter Stuyvesant, een Nederlandse kolonist, wordt dat jaar gouverneur van Nieuw Nederland, het gebied aan de Amerikaanse Oostkust waar de rivier de Hudson in de Atlantische Oceaan uitmondt. In 1664 moet hij het alweer prijsgeven aan de Engelsen. Geen gunstige voedingsbodem voor behoud van een eigen taal. Toch blijven de bewoners van de valleien van de Hudson en de Delaware nog tot het begin van de twintigste eeuw een vorm van Nederlands spreken. "Dus ruim driehonderd jaar na de stichting van Nieuw Amsterdam", vertelt Van Marle. "Dat is ongekend lang."

Dutch en different

In 1986 doet Jaap van Marle een belangrijke ontdekking. Hij is net directeur van het Meertens Instituut in Amsterdam. Als hij in de kelder van het instituut een grote collectie bandopnames van Amerikaans Nederlands vindt, is zijn onderzoeksspecialisme geboren: de taal van Nederlandse emigranten in het Midwesten van de Verenigde Staten. In het kielzog van dit onderzoek raakt Van Marle ge�ntrigeerd door nog een Nederlandse taalvariant in de VS, het Low Dutch of Leeg Duits in de staten New York en New Yersey.

De eerste prikkel vormen twee artikelen van de Schotse Amerikaan J.D. Prince, uit 1911 en 1913, over het Nederlands dat dan nog aan de Amerikaanse Oostkust gesproken wordt. Prince beschrijft hoe niet alleen blanken, maar ook de negers en indianen die bij hen in (slaven)dienst zijn het Low Dutch gebruiken. "Groepen die geen contact met elkaar hebben, maar die toch dezelfde taal blijven spreken. Ik wist meteen: daar is taalkundig het nodige te halen."

De hamvraag is alleen: wordt dat Low Dutch ook vandaag nog gesproken? Van Marle stuit al speurend op een antropologische studie uit 1974 over dit gebied. Die biedt hem aanknopingspunten voor locaties waar deze gekleurde sprekers van het Low Dutch of Ramapo Mountain People, zoals de antropoloog hen noemde, te vinden. Met de kaarten uit deze studie als houvast reist hij naar New York en New Yersey. Na veel vragen en zoeken vindt hij uiteindelijk het bergvolk. "Deze mensen hebben een slechte naam. Een groot deel vormt een buitenmaatschappelijke groep, vergelijkbaar met onze woonwagenkampbewoners. Hun woongebieden kenmerken zich door een enorme rotzooi. Iemand zei: �Je herkent hun huizen aan de hoop rommel in de voortuin� en dat is inderdaad een goede sleutel om ze te vinden." Hij komt op zeer afgelegen, onherbergzame plekken, en dat op nog geen vijftig kilometer van de stad New York. Overal wordt hij gastvrij onthaald. Hij spreekt oude mensen die, gitzwart of indiaans, vol trots tegen hem zeggen: 'We're Dutch, we're different.'" Maar op de vraag of ze nog een Nederlandse uitdrukking kennen, is het antwoord steevast ontkennend. "U bent net een generatie te laat, mijn moeder sprak het nog."

Weggemoffeld
Myron en Jack Van Dunk

Myron en Jack Van Dunk: de eerste generatie Ramapo Mountain People die het Low Dutch verleerde.

Waarom toonden Nederlandse taalkundigen begin vorige eeuw geen belangstelling voor het Low Dutch? Van Marle vindt het doodzonde. "Toen Prince' artikel verscheen, waren er nog tientallen Low Dutch-sprekers." Met trends in de taalkunde heeft de verwaarlozing van het Low Dutch niets te maken. Er is begin twintigste eeuw juist grote belangstelling voor Nederlandse dialecten en andere vari�teiten van het Nederlands. Terwijl taalkundigen in 1902 de alarmklok luiden voor bijvoorbeeld het Zeeuws dialect - we moeten snel zijn om dit te beschrijven, want er rijdt al een stoomtram - wordt het Nederlands aan de Amerikaanse Oostkust verontachtzaamd.

"De oorzaak is waarschijnlijk van cultuurhistorische aard", zegt Van Marle. "Ik vermoed dat het met nationale gene te maken heeft, dat we Nieuw Nederland zo makkelijk overgegeven hebben aan de Engelsen. Ik heb er geschiedenisboeken op nagekeken en wat mij opvalt, is dat deze episode een beetje weggemoffeld is. Er is wel belangstelling voor de hoogtijdagen van Peter Stuyvesant, maar bij welke vrede ze precies Nieuw Nederland aan de Engelsen gegeven hebben in ruil voor Suriname, dat kom je in veel geschiedenisboeken niet zomaar te weten."

En nu is het Low Dutch voor eeuwig van de aardbodem verdwenen, op de notities van Prince na. Immers, het Low Dutch is een gesproken taal en dus zijn er geen schriftelijke bronnen meer. Of toch wel?

Duimzuigerij

In de New York State Historical Association te Cooperstown bevindt zich een negentiende-eeuws aantekenboek van ene Walter Hill. Deze onderwijzer zou rond 1869 begonnen zijn materiaal rondom het Low Dutch te verzamelen. Zijn Notebook begint met een grammaticale beschrijving, dan volgen een uitvoerige woordenlijst en een acht pagina�s lang verhaal over een overval door indianen op Nederlandse kolonisten. Even denkt Van Marle goud in handen te hebben. Maar al snel besluit hij dat aan het Notebook een luchtje zit. "Taalkundig zit het knap in elkaar. Maar met name het verhaal is te mooi om waar te zijn. Het is te gekunsteld en te literair, dat kan niet mondeling overgeleverd zijn. Het verschilt ook erg van het materiaal dat Prince levert."

Als Van Marle ontdekt dat het Notebook aan het museum geschonken is door Lawrence G. van Loon, weet de taalkundige genoeg. Dezelfde Van Loon, een arts met belangstelling voor lokale geschiedenis, is eerder al door een historicus ontmaskerd als vervalser van de zogenaamde Dela Croix Letter en van een historisch contract met indianen op hertenhuid. Ook zijn publicaties over het Hudson Valley Dutch Dialect, zoals een boek uitgegeven bij Martinus Nijhoff in 1938 en een artikel in Onze Taaltuin in 1939, zijn handig geschreven, maar uiteindelijk ongeloofwaardig. "Het is grotendeels duimzuigerij", aldus Van Marle. "Van Loon speelde handig in op sentimenten van Amerikanen, die elk tastbaar bewijs van hun eigen geschiedenis koesteren."

Dat ziet hij ook als reden waarom de medewerkers van de Historical Association weigeren mee te werken aan een echtheidsonderzoek. "Ik heb het geld ervoor al geregeld, het zou hen geen cent kosten. Maar ze willen niet weten of het echt is. Kennelijk hebben ze liever de onzekerheid van een mogelijk authentiek document dan de zekerheid van een vervalsing."

Prestige

Hoe heeft het Low Dutch zo lang kunnen overleven? De vraag blijft Van Marle intrigeren. Dat moet te maken hebben met het isolement en de onherbergzame gebieden waarin de Nederlandse kolonisten en hun bedienden leefden. Verder hadden de Engelsen een tolerante taalpolitiek: "Ze legden het Nederlands geen strobreed in de weg. Ik heb een achttiende-eeuws document van de New Yorkse rechtbank gevonden, waaruit blijkt dat Nederlanders voor de rechter hun eigen taal mochten spreken, een tolk zorgde voor de vertaling."

Ook de motieven voor emigratie bepalen hoe lang taal in den vreemde overleeft, vertelt de hoogleraar. "Neem de naoorlogse emigranten naar Canada, Nieuw Zeeland en Australi�, zij wilden Canadees of Australi�r worden. Velen schakelden op de boot al over van Nederlands naar Engels. Zelfs onder Nederlanders had het Nederlands weinig prestige." Pas bij ouderen zie je, jaren later, heimwee naar het moederland en de moedertaal ontstaan. Onder invloed van het dominante Engels heeft die moedertaal in de eerste generatie echter al heel wat wijzigingen ondergaan. De negentiende-eeuwse kolonisten ontvluchtten hun eigen land om meer godsdienstvrijheid te krijgen, maar hielden in hun nieuwe land vast aan eigen gewoontes en taal. "Ze hielden vast aan het Nederlands als groepstaal. Nederlanders in de Midwest spraken nog tot in de derde en vierde generatie Nederlands." Bij de afstammelingen van de Nederlandse kolonisten aan de Amerikaanse Oostkust, lijkt godsdienst echter een minder dominante rol te spelen.

Gekraakte syntaxis
Wesley en Bob Van Dunk

Wesley en Bob Van Dunk stammen af van vrije slaven en indianen. Hoe klonk het Nederlands dat zij spraken?

Taalkundig maakte het Low Dutch een zeer interessante ontwikkeling door. Dat leidt Van Marle af van van het weinige materiaal dat hij heeft. "De zinsbouw is bijna Engels geworden. Dat is interessant, omdat veel taalkundigen de syntaxis als hard beschouwen, als iets dat door taalcontact nauwelijks te kraken valt. Het Low Dutch maakt duidelijk dat die theorie in elk geval niet voor alle talen opgaat." De typisch Engelse progressive form zoals in 'I'm fishing' kreeg in het Low Dutch een Nederlands equivalent als 'Ik was te gang met vissen'. Dat is uniek voor het Low Dutch, de Nederlandse Midwest variant kent dat niet."

Bij taalverandering door taalcontact moet je altijd goed nagaan welke taal dominant is, stelt Van Marle. Daarbij gaat het niet alleen om sociaal-culturele dominantie, maar ook om welke taal lingu�stisch dominant en welke de tweede taal is. "In het algemeen is de invloed van de eerste op de tweede taal het meest dramatisch. De groep aan de Oostkust sprak Nederlands niet meer als eerste taal, het Nederlands fungeerde daar als groepstaal. Vandaar dat het Engels zo�n zware invloed op het Low Dutch kon krijgen."

Blinde vlekken

Ooit was het Nederlands aan de Amerikaanse Oostkust een blinde vlek voor taalonderzoekers. Is er momenteel nog zo�n veronachtzaamd gebied? "Suriname", zegt Van Marle stellig. "Er is daar van alles aan de hand, waar we nog maar bar weinig van weten. Onlangs promoveerde een Nederlands-Amerikaanse taalonderzoekster op Nederlands in Suriname, maar je zou er een hele reeks proefschriften aan kunnen wijden. En dat moeten we ook doen, want voor je het weet, is de taalsituatie daar alweer ingrijpend veranderd."

Over Peter Stuyvesant, zijn tijd en het gebied Nieuw-Nederland: http://stuyvesant.library.uu.nl/

Jaap van Marle, Open Universiteit Nederland, Postbus 2960, 6401 DL Heerlen, jaap.vanmarle@ou.nl

Een uitgebreide site met informatie over de historische achtergrond van The Ramapo Mountain People: http://www.netstrider.com/documents/whites/index.html

The Ramapo Mountain People, David Steven Cohen, Robert Goldstein, 1990, 285 pag. Rutgers University Press ISBN: 081351195X

Fragment uit het 'notebook' van Walter Hill:

This is as close as I can remember his story

Yy frawgd oft ek kan aynse deng erendere van de tyt van de stryd met de Bretse in 1812. Ek moot bekänne dat ek waz nen kleyn yunge too dut geng beure, wäl ya, yunge waz ek, end oak kleyn van lyf voar dat zo te zägge, mawr ek waz viertien yawr aut toon end ieven oft ek kleynlyvig waz, stärck genoog voar myn vawder te helpe mät aul 'em plantawgie wärck. Wäl die twiede stryd mät Groat Bretanye hay ons nowleks gerawkt, ieven oft myn auste brooder geng wäg uls suldut, ya daar crayg mooder nen ceneppie van, mawr hy geng niet värdwäg, Nieu Jersey dank ek end van ächte; zeyt hy hämsellef - de aullaynste waz wat hullie dayn dar in dat cämp, mät de cooks die schynber west'n awllayn koakend wawter te verbrande. Anyhow William - dut waz myn brooder waz spoodig terug - nen plawtslik klookert, gloaf my. Mawr myn vawder west'n genoog te verträcke van de oarloch in 1776 toon de welde hem vawders hauis genge verwooste end 'em auste brooder doat mawkte. Dut waz nen tyt. Ey Yey. In yow koy legge slawpe oft ergez rustig doone de plontawgie wärck end dan plokseng 'et gegell hoare van die dauivelse welde die ayste klos woostlenge were, wannier hullie were up zook naw wat slawfers in de oarlochs tyt. Awngawnd wat myn Päp zei, end, het were zäcklie naw de bayste hullies manier van stryde - zonder ayn gelauit oft gerauis te mawke doar de kreppel bos gawne, end wat ez mayr blong - zonder dat iemelt kan nen oambliklik oag up doone!

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot